Aanzegplicht: alleen (aan)zeggen kost geld

Geplaatst op 17 mei 2019 door mr. J. (Jorika) Todorov

Per 1 juli 2015 geldt voor de werkgever een aanzegplicht bij een tijdelijke arbeidsovereenkomst van zes maanden of langer. Die verplicht de werkgever om uiterlijk één maand voordat de arbeidsovereenkomst eindigt de werknemer schriftelijk te informeren over hij de arbeidsovereenkomst wil voortzetten. Indien de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet, dient de werkgever te informeren onder welke voorwaarden het wordt voortgezet.

Het doel van de aanzegtermijn is de werknemer (tijdig) duidelijkheid te bieden over zijn/haar positie.

Indien de werkgever nalaat de werknemer te informeren, dan is de werkgever een vergoeding verschuldigd van één maandsalaris. Als de werkgever te laat informeert, dan is hij een evenredige vergoeding verschuldigd. Recent heeft de Rechtbank Noord-Holland zich over de vraag gebogen of een mondeling aanzegging voldoende is.

Waar ging het om in deze zaak?

Op 1 december 2016 is werkneemster in dienst getreden als notarieel medewerker bij maatschap X. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de duur van een jaar. De arbeidsovereenkomst is per 1 december 2017 verlengd voor bepaalde tijd en van rechtswege geëindigd op 1 december 2018. Nadien is de arbeidsovereenkomst niet voortgezet.

Standpunt van de werknemer over de aanzegplicht

Werkneemster verzoekt maatschap X en haar maten hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een maandsalaris wegens het niet nakomen van de aanzegplicht. Werkneemster legt aan dit verzoek ten grondslag dat de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd en is geëindigd op 1 december 2018. Maatschap X heeft nagelaten om werkneemster uiterlijk een maand daarvoor schriftelijk te informeren. Een mondelinge aanzegging volstaat niet.

Standpunt van de werkgever over de aanzegplicht

aanzegplichtMaatschap X stelt zich op het standpunt wel voldaan te hebben aan haar aanzegplicht, ondanks het feit dat dit niet schriftelijk is gebeurd. Twee maanden voor het einde van de arbeidsovereenkomst is er een gesprek  geweest met werkneemster. In dat gesprek heeft de werkgever medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd. Enkele weken later zijn de beweegredenen daarvoor nogmaals mondeling toegelicht op verzoek van werkneemster.

Het oordeel van de rechter

Tussen partijen is niet in geschil dat werkneemster niet schriftelijk is geïnformeerd over de status van haar arbeidsovereenkomst. Evenmin is in geschil dat maatschap X tijdig werkneemster mondeling heeft medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd. De vraag die centraal staat is of maatschap X hiermee aan haar wettelijke aanzegplicht heeft voldaan. De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend.

De eis dat de aanzegging schriftelijk moet worden gedaan is van dwingend recht. Maatschap X stelt zich op het standpunt dat gelet op de gesprekken die met werkneemster zijn gevoerd over haar dienstverband, bij werkneemster geen onzekerheid heeft kunnen bestaan. Onzekerheid is echter geen vereiste voor het Vrouwe justitiatoekennen van een aanzegvergoeding. De wetgever heeft, zo overweegt de rechter, geen onderscheid gemaakt tussen situatie waarin de werknemer wel of niet tijdig mondeling is geïnformeerd. De zekerheid waarin werkneemster verkeerde staat daarom aan de toekenning van de aanzegvergoeding niet in de weg.

Evenmin slaagt het beroep op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid. In artikel 7:668 BW ligt een belangenafweging besloten. De wetgever heeft namelijk onder ogen gezien dat een aanzegging ook mondeling zou kunnen worden gedaan, maar niettemin de keuze gemaakt dat de aanzegging schriftelijk dient plaats te vinden. De enkele omstandigheid dat mondeling duidelijkheid is verstrekt, is onvoldoende om te oordelen dat de aansprak op de aanzegvergoeding in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De kantonrechter neemt daarnaast in aanmerking dat er geen beletselen waren voor maatschap X om het gesprek met werkneemster schriftelijk te bevestigen.

De conclusie is dat maatschap X ex artikel 7:668 lid 3 BW aan werkneemster een vergoeding verschuldigd is gelijk aan één maandsalaris, aangezien de aanzegplicht is geschonden.

Conclusie

Deze beschikking bevestigt dat de rechter strikt omgaat met het vereiste dat de aanzegging schriftelijk dient plaats te vinden.

Hebt u vragen over de aanzegplicht, de aanzegtermijn of over de aanzegvergoeding? Neem dan vrijblijvend contact op met één van onze arbeidsrechtadvocaten.

Gepubliceerd op 17 mei 2019 door: mr. J. (Jorika) Todorov