Ontslag op staande voet na gebruik cocaïne buiten werktijd

Geplaatst op 8 maart 2019 door mr. E. (Elkan) Spijer

Op 1 februari 2019 wees de kantonrechter in Den Haag een beschikking in een arbeidszaak. Aan een werkneemster was ontslag op staande voet verleend. Hierin berustte de werkneemster niet. Zij ving een procedure aan tegen haar werkgeefster.

Waar ging het om in deze zaak?

cocaïne ontslag op staande voetWerkneemster is in 2018 in dienst getreden bij Accent Receptieservices B.V. (hierna: werkgeefster), laatstelijk op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tegen een salaris van € 1.743,04 per maand.

In het weekend van vrijdag 12 tot en met 14 oktober 2018 vond een personeelsfeest plaats. In de avond van zaterdag 13 oktober 2018 is werkneemster met enkele collega´s naar de slaapkamer gegaan. Zij heeft daar cocaïne getoond en aangeboden aan deze collega’s. Eén collega is op het aanbod ingegaan. Samen met deze collega heeft werkneemster cocaïne gebruikt. Daarna hebben zij zich weer bij het gezelschap gevoegd.

Op maandag 15 oktober 2018 is werkneemster daarvoor op staande voet ontslagen.

De procedure

Vrouwe justitiaWerkneemster heeft bij de kantonrechter primair onder meer gevorderd het ontslag op staande voet te vernietigen. Subsidiair heeft werkneemster bij de kantonrechter gevorderd werkgeefster te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 9.414,47 bruto. Plus een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 3.106,09 (incl. vakantietoeslag) bruto. Onder verstrekking aan werkneemster van een bruto-nettosalarisspecificatie, op straffe van een dwangsom. Aan dit verzoek legt werkneemster ten grondslag – kort gezegd – dat er geen dringende redden voor ontslag op staande voet was.

Werkgever verweert zich tegen het verzoek. De werkgever verzoekt daarom het verzoek af te wijzen. Voor het geval de rechter het verzoek zou toewijzen, verzoekt de werkgever de arbeidsovereenkomst op grond van een verstoorde verhouding te ontbinden. Subsidiair verzoekt werkgever het verzoek voor een billijke vergoeding af te wijzen of in ieder geval te matigen.

Het oordeel van de rechter over het ontslag op staande voet

De kantonrechter staat voor de vraag of werkgever werknemer terecht of ten onrechte op staande voet ontsloeg. Waar het in de procedure in wezen om draait is het antwoord op de vraag of het gebruik van cocaïne door werknemer tijdens een personeelsuitje en het aanbieden van cocaïne aan een collega tijdens dat personeelsuitje voldoende grond oplevert om de arbeidsovereenkomst tussen werknemer en werkgever met onmiddellijke ingang te (kunnen) beëindigen.

Ontslag op staande voet terecht?

Ten aanzien van dit punt overweegt de kantonrechter:

Bij de beoordeling stelt de kantonrechter enerzijds voorop dat het gebruik van cocaïne in brede kring als maatschappelijk onwenselijk wordt beschouwd en dat het bezitten, aanbieden of verhandelen van cocaïne zelfs een strafbaar feit is, maar anderzijds dat het gebruik van cocaïne in bepaalde kringen zo niet gemeengoed, dan toch in ieder geval tamelijk wijd verbreid is. […] Dat werknemer cocaïne zelf gebruikt en, naar aan te nemen valt, een kleine hoeveelheid aanbiedt aan een collega, waarvan gezegd wordt dat die niet eerder cocaïne gebruikte, is derhalve enerzijds wellicht onwenselijk of zelfs strafbaar, maar anderzijds een maatschappelijke realiteit, die niet als zeldzaam dient te worden gezien. […] Al met al is de kantonrechter van oordeel dat het gebruik van de cocaïne door werknemer, zoals hierboven beschreven, niet een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Het ontslag op staande voet is daarmee ten onrechte gegeven.

Daarmee is de zaak in het nadeel van de werkgeefster beslecht. Er was, aldus de kantonrechter, onvoldoende reden om werkneemster op staande voet te ontslaan. Dit leidt ertoe dat, conform het verzoek van de werknemer, de werkgever een vergoeding wegens onregelmatig ontslag ad € 3.106,09 bruto. Plus een billijke vergoeding dient te betalen. Deze vergoeding matigt de rechter tot € 3.000,-. De werknemer erkende namelijk tijdens de zitting dat haar dienstverband door haar handelen op 15 oktober 2018 eindig zou zijn. Waarmee zij het eindigen van haar dienstverband ook zelf in de hand heeft gewerkt.

Waarom is deze procedure bijzonder?

Vaak denkt men dat een ontslag op staande voet bijna nooit de toets der kritiek kan doorstaan. Deze uitspraak is daarvan een illustratief voorbeeld. Tegelijkertijd heeft te gelden dat dit niet altijd leidt tot aanzienlijke vergoedingen voor de werknemer. Ook wanneer een ontslag op staande voet achteraf bezien ongeldig was. Het verwijtbaar handelen van de werknemer is immers wel van invloed op de hoogte van de billijke vergoeding.

Hebt u problemen met een werknemer of bent u door uw werkgever op staande voet ontslagen? Neem dan contact op met de arbeidsrechtspecialisten van Vogelaar Bosch Spijer Advocaten. Wij kunnen u helpen!

Gepubliceerd op 8 maart 2019 door: mr. E. (Elkan) Spijer