Sinds 1 augustus 2022 geldt de wet transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden. Hierin staan nieuwe regels omtrent scholing en de kosten hiervan. Een werkgever moet de werknemer in staat stellen de scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie. De werkgever dient deze scholing kosteloos aan te bieden. Elk beding is strijd hiermee is nietig.
De wetgever geeft bij de toelichting van de wet aan dat welke scholing niet onder de regeling valt. Namelijk, scholing die nodig is voor het verkrijgen van een certificaat of diploma waarover de werknemer bij eerste aanvang van de werkzaamheden dient te beschikken. Oftewel, de opleiding tot een beroepskwalificatie. Hierbij is aansluiting gezocht bij de Europese richtlijn betreffende de erkenning van beroepskwalificaties. Ook wordt verwezen naar de ‘gereglementeerde beroepen’ zoals in de bijlage bij de Regeling vaststelling lijst gereglementeerde beroepen. Menig BBL-opleiding valt niet onder de gereglementeerde beroepen. De is vraag is dan ook of BBL-opleidingen in zijn algemeen onder de nieuwe regelgeving vallen of niet. De wetgever heeft hier geen duidelijkheid over gegeven, maar daar lijkt door de rechtspraak verandering in te komen.
In een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 juli 2024 oordeelt de rechter dat het beroep van pedagogisch medewerker gelijk kan worden gesteld met de gereglementeerde beroepen. De verwijzing door werkgever zou niet limitatief bedoeld zijn. De rechter ziet geen grond om aan te nemen dat de uitzondering op de verplichting tot het aanbieden van kosteloze scholing alleen van toepassing zou zijn op beroepen die op de bijlage bij de Regeling staan.
Op grond van het oordeel van de rechter is het dus mogelijk een studiekostenbeding bij een BBL-opleiding overeen te komen. Hier geldt vervolgens wel weer een uitzondering op. Indien het Unierecht, het nationale recht, een collectieve overeenkomst of een regeling van een daartoe bevoegd bestuursorgaan de werkgever ertoe verplicht de opleiding aan te bieden is een studiekostenbeding niet toegestaan. Dit bleek ook uit de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 21 december 2023. In deze zaak bleek in de toepasselijke cao te zijn opgenomen dat dat functiegerichte scholing en scholing verplicht gesteld door de werkgever volledig wordt vergoed.
Een studiekostenbeding bij een BBL-opleiding is dus niet per definitie nietig. Wel zijn er in de rechtspraak eisen gesteld aan het studiekostenbeding. Er dient een periode te zijn aangegeven waarbinnen men de kosten kan terugvorderen. Er dient een glijden schaal van toepassing te zijn. Dit houdt in dat na verloop van tijd de terug te betalen kosten minder worden. En het kenbaarheidsvereiste. Het dient duidelijk te zijn wat de (financiële) gevolgen zouden kunnen zijn voor de werknemer waarmee schriftelijk is ingestemd.
De discussie over de rechtsgeldigheid van een studiekostenbeding bij een BBL-opleiding lijkt beantwoord. Het studiekostenbeding is behoudens uitzonderingen is niet nietig. Het antwoord volgt tot op heden uit de lagere rechtspraak, maar is wel consequent. Hierin zou nog wel verandering kunnen komen wanneer de vraag wordt voorgelegd aan de hogere rechtspraak.
Heeft u hieromtrent vragen en/of opmerkingen of andere vragen aan onze arbeidsrechtspecialisten, dan kunt u te allen tijde contact met ons opnemen.