Eerder schreef mijn kantoorgenoot mr. J. Todorov al over het zogeheten niet-wijzigingsbeding bij kinderalimentatie. Een dergelijk niet-wijzigingsbeding heeft tot gevolg dat gemaakte alimentatieafspraken niet kunnen worden gewijzigd. De Hoge Raad heeft bij uitspraak van 1 november 2019 geoordeeld dat een niet-wijzigingsbeding, dat inhoudt of ertoe strekt dat een toename van de draagkracht van een onderhoudsplichtige of van de behoefte van het kind niet kan leiden tot een hogere kinderalimentatie, nietig is.
Nietigheid brengt met zich mee dat de gemaakte afspraak in beginsel geen rechtsgevolg heeft. Dit betekent dat als de rechter oordeelt dat de afspraak niet voldoet aan de wettelijke bepalingen of in strijd is met het belang van het kind, de afspraak niet geldig is. Een afspraak is nietig als de inhoud of strekking in strijd is met de dwingendrechtelijke bepaling dat iedere ouder ten minste verplicht is naar draagkracht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen.
Is een afspraak tussen ouders om af te zien van kinderalimentatie nietig? Of nog ingewikkelder: is de afspraak tussen ouders om geen kinderalimentatie te voldoen -omdat ouders menen dat zij reeds in gelijke mate de kosten van de kinderen dragen – nietig? Het gerechtshof Arnhem – Leeuwarden buigt zich bij beschikking van 13 april 2021 over de eerste vraag. De rechtbank Gelderland geeft bij beschikking van 1 maart 2021 antwoord op de tweede vraag.
Partijen zijn gehuwd geweest. Zij zijn ouders van een in 2006 geboren minderjarige. Bij de echtscheidingsbeschikking is bepaald dat de man een bedrag van € 500,- per maand dient bij te dragen in de kosten van de minderjarige. Tien jaar later wenst de vrouw met de minderjarige te verhuizen naar Spanje. De man stemt daarmee in. In dit kader beëindigt de rechtbank het gezamenlijk ouderlijk gezag. De vrouw oefent voortaan alleen het gezag uit over de minderjarige.
Partijen hebben de rechtbank in diezelfde procedure verzocht om de inhoud van de tussen partijen – in het kader van de verhuizing – gemaakte afspraken deel uit te laten maken van de beschikking ter zake het gezag. Eén van die afspraken is dat de verplichting van de man tot betaling van kinderalimentatie eindigt per datum waarop de door de rechtbank af te geven beschikking onherroepelijk wordt. De vrouw verhuist met de minderjarige naar Spanje. Niet veel later bepaalt de rechtbank dat de afspraak over de kinderalimentatie nietig is. De man moet alsnog € 500,- kinderalimentatie per maand voldoen aan de vrouw.
De man kan zich hier niet in vinden en gaat in hoger beroep bij het gerechtshof. De man meent dat met deze afspraak niet definitief wordt afgezien van kinderalimentatie. Het gerechtshof is echter van oordeel dat de beschikking – waarbij is bepaald dat de aan die beschikking gehechte afspraken tussen ouders deel uitmaken van diezelfde beschikking – niet van toepassing is op de gemaakte afspraken over de kinderalimentatie. Op grond van de wet is het immers niet toegestaan dat ouders afzien van kinderalimentatie. Deze afspraak komt daar wel op neer. De alimentatieafspraak van ouders is daarmee nietig.
Deze nietigheid wordt niet hersteld door de afspraken aan de beschikking van de rechtbank te hechten of daarin op te nemen. Hiermee wordt als het ware een ondergrens gegeven voor de contractsvrijheid van ouders bij kinderalimentatie. Een afspraak die ouders maken kan aldus niet tot gevolg hebben dat in feite wordt afgezien van de kinderalimentatie die volgens de wet verschuldigd is.
Volgens de man hebben partijen afspraken gemaakt waarbij zij – na bekostiging van de verblijfskosten van de minderjarigen – een gelijke financiële draagkracht overhouden. Tevens delen de ouders de verblijfsoverstijgende kosten. Om deze reden betalen ouders geen kinderalimentatie. De rechtbank rekent dit na en concludeert dat deze afspraak in het nadeel van de kinderen is. Daarom is deze afspraak nietig. Er is een tekort aan gezamenlijke draagkracht om in de behoefte van de kinderen te voldoen. De man draagt minder bij dan hij kan. De rechtbank stelt de kinderalimentatie daarom vast. Partijen dachten het goed te doen, maar komen er al snel achter dat dit niet het geval is.
De rechtbank stelt voorop dat ouders onderling afspraken kunnen maken over de hoogte van de te betalen bijdrage in de kosten van de kinderen. Ouders zijn ook verplicht om bij het uiteengaan een ouderschapsplan op te stellen. Daarin maken zij afspraken over (onder meer) de kinderalimentatie.
De wetgever stimuleert ouders dus om samen afspraken te maken over de kinderalimentatie. Daarmee verdraagt zich niet goed dat de rechter vervolgens zomaar over deze gemaakte afspraak heen zou kunnen stappen. Aan de andere kant zijn afspraken die ouders maken over kinderalimentatie van openbare orde. Dus staan deze afspraken niet volledig ter vrije bepaling van de ouders.
De afspraken die ouders maken zijn niet zonder meer geldig. Maar, de rechter mag hier ook niet zomaar van afwijken. Als de rechter na eigen onderzoek vaststelt dat rekening is gehouden met de behoefte van de kinderen en de draagkracht van ouders, en er dus geen afspraken zijn gemaakt in strijd met de dwingendrechtelijke bepalingen ter zake onderhoudsverplichtingen (artikel 1:404 BW), blijven de afspraken in stand.
De rechtbank merkt hierbij nog op dat deze regels er zijn om ervoor te zorgen dat kinderen niet tekort komen als gevolg van de afspraken tussen hun ouders. Kortom: goed dat u als ouders onderling afspraken maakt over de kinderalimentatie. Maar laat hier altijd naar kijken door een deskundige. Daarmee kunt u vervelende verrassingen voorkomen. Op het gebied van partneralimentatie hebben partijen overigens meer vrijheid. Mijn collega’s en ik vertellen u hier graag meer over. Neem voor vragen over alimentatie vrijblijvend contact met ons op.