In een recente uitspraak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld over een verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van minderjarige kinderen. Deze zaak biedt waardevolle inzichten voor iedereen die overweegt een dergelijke wijziging voor te leggen aan de rechter. Daarbij blijkt vooral hoe belangrijk het is om onderscheid te maken tussen een evaluatieafspraak en een relevante wijziging van omstandigheden.
Op 28 december 2021 hebben de ouders een ouderschapsplan ondertekend waarin zij afspraken over hun kinderen hebben vastgelegd.
De ouders hebben in dit ouderschapsplan onder meer het volgende afgesproken:
In artikel 8 van het ouderschapsplan is verder het volgende te lezen:
“De ouders zullen dit ouderschapsplan jaarlijks met elkaar evalueren en daar waar nodig aanpassen.
Ouders zullen voor januari 2023 een afspraak inplannen ten kantore van mr. XX om het ouderschapsplan te evalueren en met elkaar eventuele aanpassingen te bespreken.
Indien partijen er niet in slagen om in onderling overleg een passende regeling te treffen, is de meest gerede partij bevoegd de gerezen geschilpunten voor te leggen aan de bevoegde rechter.”
De moeder is een procedure opgestart omtrent het inperken van de zorgregeling. De vader heeft verweer gevoerd en zelfstandig de wijziging hoofdverblijfplaats van één van de kinderen verzocht een uitbreiding van de zorgregeling.
Vader:
Moeder:
Het hof stelde voorop dat op grond van artikel 1:253a BW een wijziging van de hoofdverblijfplaats alleen mogelijk is indien én sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden én het belang van het kind dat vereist.
In dit geval oordeelde het hof dat de vader onvoldoende feiten had aangedragen waaruit zo’n relevante wijziging bleek. Met andere woorden, de situatie was niet wezenlijk veranderd sinds het opstellen van het ouderschapsplan.
Hoewel de vader stelde dat de kinderen in een loyaliteitsconflict verkeerden, vond het hof deze stelling te algemeen en onvoldoende onderbouwd. De moeder had dit bovendien gemotiveerd betwist. Daarom kon deze stelling niet als zelfstandige grond dienen voor wijziging van de hoofdverblijfplaats. Wel merkte het hof op dat dergelijke signalen altijd zorgvuldig moeten worden beoordeeld in het licht van het kindbelang.
Een belangrijk punt in deze uitspraak is dat de jaarlijkse evaluatie van het ouderschapsplan geen automatische aanleiding vormt tot wijziging van de zorgregeling of hoofdverblijfplaats.
Met andere woorden: het feit dat ouders evalueren, betekent niet dat de gemaakte afspraken daarmee ter discussie staan. Alleen wanneer uit die evaluatie blijkt dat de oorspronkelijke regeling niet langer in het belang van de kinderen is, kan een wijziging worden overwogen.
Het hof bevestigde dat bij de beoordeling steeds het belang van het kind voorop staat. Zelfs als een ouder een andere invulling wil geven aan het ouderschap, moet worden beoordeeld of de huidige regeling onverhoopt niet meer in het belang van het kind is – en dat moet blijken uit feiten. In deze zaak concludeerde het hof dat de rechtbank terecht de hoofdverblijfplaats bij de moeder had vastgesteld, omdat de situatie geen zodanige verandering liet zien.
Kortom, deze uitspraak laat zien dat bij wijzigingsverzoeken van de hoofdverblijfplaats de drempel hoog ligt. Alleen als sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden én het kindbelang dat vereist, kan een wijziging worden toegewezen.
De evaluatie van een ouderschapsplan is daarbij een belangrijk instrument voor overleg, maar géén automatische grond voor aanpassing van afspraken.
Met andere woorden: wie verandering wil, moet die verandering ook kunnen bewijzen.
Heeft u vragen over uw situatie of wilt u weten of een wijziging van hoofdverblijfplaats voor uw kind kans van slagen heeft, neem dan gerust contact op — wij staan u graag bij.