Gebruiksrecht huurwoning: partner uit huis zetten?

Geplaatst op 16 februari 2022 door mr. J. (Jorika) Todorov

Wie heeft recht op het gebruik van de (huur)woning op het moment dat je uit elkaar gaat? Eerder heeft mijn collega, mr. J.S. Bijsterbosch, een blog geschreven over wie de woning krijgt na de echtscheiding. Voor meer informatie over dit onderwerp verwijs ik u graag naar deze blog.

Gebruiksrecht van de huurwoning

In deze blog bespreek ik de situatie van samenwoners. Wie heeft het gebruiksrecht van de huurwoning, indien er sprake is van een affectieve relatie? Is het mogelijk om (tijdelijk) gebruik te maken van de huurwoning, terwijl u geen contract heeft met de verhuurder? Recent heeft de Rechtbank Den Haag antwoord gegeven op deze vraag in een uitspraak.

WAAR GING HET OM IN DEZE ZAAK?

Gebruiksrecht huurwoningPartijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie zijn twee minderjarige kinderen geboren. De vrouw is alleen belast met het gezag over de kinderen. Partijen wonen beiden in de sociale huurwoning. De man is huurder van de woning.

De vrouw heeft in kort geding gevorderd dat zij met uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruikmaken van de woning. Daarnaast heeft zij gevorderd dat de man zijn medewerking moet verlenen aan het verzoek tot wijziging van de huurovereenkomst (medehuurderschap).

STANDPUNT VAN DE VROUW

De vrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat partijen veel ruzie hebben met elkaar. De spanningen lopen hoog op. De kinderen lijden hieronder. Verschillende hulpverleners zijn betrokken bij het gezin.

De vrouw draagt feitelijk het grootste gedeelte van de zorg voor de kinderen en verricht geen betaalde werk. Zij kan wellicht aanspraak maken op een bijstandsuitkering.

De vrouw wenst samen met de kinderen in de woning te blijven wonen. Zij heeft sinds medio 2018 haar hoofdverblijf in deze woning.

STANDPUNT VAN DE MAN

De man vindt dat de vrouw de woning moet verlaten, omdat zij de relatie wil beëindigen. Ook vindt de man het nog een optie dat partijen de woning om en om gebruiken (birdnesting). De man is niet bereid mee te werken aan het verzoek om medehuurderschap. De vraag is of aan één van beide partijen voorlopig het gebruiksrecht van de woning kan worden ontzegd.

HET OORDEEL VAN DE RECHTBANK

Voor het om en om gebruiken van de woning is het van belang dat beide partijen hiervoor open staan. Ook moeten partijen goed met elkaar kunnen overleggen. Op dit moment lijkt van die situatie geen sprake te zijn.

Het gegeven dat de vrouw de relatie wil verbreken en niet langer met de man in een huis wil wonen, betekent niet dat zij de woning moet verlaten. De belangen van beide partijen spelen een rol.

Belangenafweging

Uitgangspunt in de belangenafweging over het alleengebruik van de woning door één van beide partijen, is dat de kinderen in ieder geval voorlopig in de woning blijven.

Tussen partijen staat niet ter discussie dat de man ook een aandeel heeft in de zorg voor de kinderen. Ook staat niet ter discussie dat de vrouw het grootste aandeel in de dagelijkse zorg voor de kinderen voor haar rekening neemt. De vrouw is alleen met het gezag over de kinderen belast. Het is aangewezen dat de vrouw met de kinderen in de woning blijft.

Het gegeven dat de man de huurder van de woning is en dat hij de woning al huurde voordat de vrouw in 2018 naar Nederland kwam, leidt niet tot een andere uitkomst van de belangenafweging.

In deze zaak gaat het niet om de vraag wie uiteindelijk het huurrecht krijgt van de woning. Het gaat alleen om de vraag wie de komende tijd gebruik mag maken van de woning.

Daarin weegt op dit moment het belang van vrouw om de kinderen een stabiele woonsituatie te kunnen bieden het zwaarst. Het gegeven dat de man moet rondkomen van een bijstandsuitkering, dat het voor hem daarom lastig zal zijn om vervangende woonruimte te vinden en dat hij geen familie in de omgeving van Den Haag heeft wonen, maakt dit niet anders.

Daarnaast is de voorzieningenrechter van oordeel dat de man mee moet werken aan het aanvragen van het medehuurderschap als bedoeld in artikel 7:267 BW.

Verkrijgen medehuurderschap

Vast staat dat de vrouw vanaf medio 2018 haar hoofdverblijf heeft in de woning en dat zij sindsdien met de man (de huurder van de woning) een duurzame gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd. Er kan met een voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat de vrouw voldoet aan de eisen voor het verkrijgen van medehuurderschap.

De vrouw kan het medehuurderschap slechts verkrijgen met medewerking van de man. Immers, op grond van artikel 7:267 lid 1 BW moeten partijen daartoe een gezamenlijk verzoek doen aan de verhuurder.

De vrouw heeft een evident en zwaarwegend belang bij een (voorlopig) voortgezet gebruik van de woning, mede gelet op de dagelijkse zorg voor de kinderen van partijen. Het (mogelijk) verkrijgen van de status van medehuurster verschaft haar een meer gelijkwaardige positie ten opzichte van de man als het gaat om het (definitieve) huurrecht.

De omstandigheid dat de affectieve relatie van partijen inmiddels is geëindigd, staat aan het doen van een verzoek tot verkrijging van het medehuurderschap op dit moment niet in de weg. Een dergelijk verzoek kan ook nog (kort) na het beëindigen van de samenwoning (en de duurzaam gemeenschappelijke huishouding) worden gedaan (HR 14 augustus 2015, RvdW 2015, 936).

Conclusie

Kortom, het is mogelijk om gebruik te maken van een huurwoning bij uitsluiting van de (hoofd)huurder. Ook is het mogelijk om de (hoofd)huurder ertoe te dwingen om mee te werken aan een verzoek tot verkrijging van het medehuurderschap.

Indien u met een dergelijke situatie geconfronteerd wordt en hierover vragen heeft of u woont samen en uw relatie is beëindigd neem dan contact op met onze gespecialiseerde familierechtadvocaten.

Gepubliceerd op 16 februari 2022 door: mr. J. (Jorika) Todorov