Veelal hebben beide ouders het gezag over hun kind. Dat betekent dat zij het samen eens moeten worden over de opvoeding van en wat goed is voor het kind. Doorgaans leidt dit niet tot problemen. De wet (art. 1:253a BW) biedt een mogelijkheid om, wanneer de ouders het niet eens worden over een bepaald onderwerp, dat geschil voor te leggen aan de rechtbank. Dit is een zogenoemd ‘gezagsgeschil’.
In een recent vonnis van de Rechtbank Gelderland is door de rechtbank over zo’n gezagsgeschil geoordeeld.
De minderjarige is geboren uit een relatie tussen de ouders. De vader heeft het kind erkend. De rechtbank heeft geoordeeld dat zowel de vader als de moeder het gezag over de minderjarige heeft. In deze procedure kwamen een aantal onderwerpen aan bod. Eén van deze onderwerpen was het feit dat de vader foto’s en/of filmpjes van de minderjarige op zijn Facebookpagina zette. De moeder is het daar niet mee eens en verzoekt hem de foto’s/filmpjes te verwijderen. De vader weigert dit. De rechter kwalificeert dit geschil als een gezagsgeschil.
De moeder stelt in de procedure, onder meer, dat de foto’s door plaatsing op Facebook eigendom worden van Facebook en dat daarom de kans bestaat dat de foto’s aan derden worden verkocht. Daarom eist de moeder dat de vader foto’s en/of filmpjes van hun dochter van zijn Facebookpagina verwijdert. Doet hij dit niet? Dan moet hij, zo vordert de moeder, een dwangsom betalen.
De vader stelt dat hij één foto van hun kind op Facebook heeft geplaatst, die zichtbaar is voor iedereen. Vader stelt dat het plaatsen van foto’s van hun dochter haar niet meteen kunnen schaden. Daarnaast wil hij graag met zijn omgeving delen dat zijn dochter bij hem is. Zeker nu hij haar niet zo vaak ziet als hij zou willen. Vader stelt nog in de procedure dat hij heeft overwogen om de moeder tegemoet te komen. Hij heeft dit echter niet gedaan, omdat hij ervaart dat de moeder aan geen zijn wensen tegemoet komt.
Omdat partijen er samen niet uitkomen, moet de rechter oordelen.
De rechtbank stelt in haar vonnis voorop:
De rechtbank overweegt dat de vraag of foto’s en filmpjes van [minderjarige] (al dan niet) via social media, zoals Facebook, door haar ouders op internet kunnen worden geplaatst, bij uitstek een kwestie is waarover deze ouders samen dienen te beslissen. Zij hebben namelijk het gezamenlijk gezag over [minderjarige] en een dergelijke beslissing grijpt – in meerdere of mindere mate – in op het leven van [minderjarige] en strekt zich daarmee uit over de persoon van [minderjarige] zoals bedoeld in artikel 1:245 lid 4 BW.
Omdat, zo blijkt uit de procedure, de ouders het er niet over eens zijn, is er sprake van een gezagsgeschil. Dit geschil is geregeld in art. 1:253a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel geeft een duidelijk toetsingskader mee aan de rechter. Volgens dit artikel, zo overweegt ook de rechtbank in haar vonnis, is het enige toetsingskader dat de rechtbank mag hanteren: wat is het belang van het kind? Vervolgens pelt de rechtbank het geschil af. Zo blijkt dat de vader geen filmpjes van hun dochter op Facebook plaatste. Er staat op zijn Facebookpagina maar één foto van de minderjarige. Dat is de profielfoto van de vader met zijn dochter. Het gezicht van de dochter is daarbij duidelijk zichtbaar.
De rechtbank overweegt dat zij het belang van de moeder ziet, dat eruit bestaat dat zij bang is dat de foto’s van haar dochter, als dieop Facebook worden geplaatst zonder toestemming van de ouders kunnen worden verspreid. Daardoor kunnen de foto’s in handen van derden komen. Het voorkomen hiervan is tot op zekere hoogte ook in het belang van (de privacy van) de dochter.
De rechtbank gaat echter ook niet voorbij aan het belang van de vader. De rechtbank onderkent dat de vader er belang bij heeft om aan anderen te kunnen laten zien dat hij de trotse vader van de minderjarige is en dat zij bij hem is, ook door het tonen van foto’s. Maar, zo overweegt de rechtbank expliciet, dat belang kan ook op een andere manier worden gediend. De rechtbank noemt als voorbeelden door bezoek, WhatsApp, Skype/FaceTime of zelfs het traditionele fotoboek.
Vervolgens komt de doorslaggevende overweging in het vonnis:
Doorslaggevend is echter dat de rechtbank voor [minderjarige] zelf, die net één jaar is geworden, op dit moment geen enkel (positief) belang kan bedenken bij het feit dat er foto’s van haar (gezicht) op Facebook worden geplaatst. Kinderen van de leeftijd van [minderjarige] zijn (gelukkig) met andere dingen bezig en hebben geen weet van (de (privacy)aspecten van) social media.
En dus oordeelt de rechtbank dat vader de foto van hemzelf met de minderjarige binnen een week van Facebook moet verwijderen. Daarnaast legt de rechtbank aan hem op dat hij geen foto’s/filmpjes op Facebook (of andere sociale media dan WhatsApp) mag plaatsen zonder toestemming van de moeder.
Waaraan de rechtbank aan toevoegt:
Het verzoek van de moeder is niet beperkt in de tijd. Aangezien de maatschappelijke opvattingen en regelgeving over privacy en het gebruik van en het delen op social media volop in ontwikkeling zijn, acht de rechtbank het niet in het belang van [minderjarige] de vader voormeld verbod voor onbepaalde tijd op te leggen. Daarbij weegt voor de rechtbank ook mee dat [minderjarige] op enig moment de leeftijd gaat bereiken waarop zij wel in staat is om hierover zelf gedachten te vormen en – vooral – weet zou kunnen gaan krijgen van reacties van anderen op van haar geplaatste beelden, bijvoorbeeld van familieleden. Op een dergelijk moment zou er voor [minderjarige] mogelijk wél een (positief) belang kunnen zijn bij het plaatsen van beelden van haar op sociale media door haar ouders.
Dat alles afwegende maakt dat de rechtbank zal bepalen dat de beslissing geldt tot [minderjarige] vijf jaar oud wordt. Het staat de ouders uiteraard vrij in de tussentijd samen afspraken te maken over het gebruik van social media voor [minderjarige] en de rechtbank spreekt de hoop uit dat zij hiertoe binnen die periode ook in staat zullen zijn.
Het verzoek om een dwangsom op te leggen passeert de rechtbank. Op de eerste plaats omdat de rechtbank er vanuit gaat dat de vader zich zal houden aan de beslissing van de rechtbank. Op de tweede plaats oordeelt de rechtbank dat het opleggen van een dwangsom aan de vader de verhouding tussen de ouders nodeloos verder onder druk zet. Dat is, aldus de rechtbank, niet in het belang van de minderjarige en de ouders.
De beslissing van de rechtbank is niet bijzonder. Gezien het toetsingskader dat de wet meegeeft bij een gezagsgeschil, kon de rechtbank weinig anders. Zoals de rechtbank terecht overweegt, is er voor de minderjarige geen enkel (positief) belang te bedenken waarom een foto van haar op Facebook zou moeten staan. De reden dat wij deze uitspraak behandelen is dat dit vonnis een heel mooi duidelijk voorbeeld van een gezagsgeschil is.
Waar beide ouders strijden, en daarbij overigens over-en-weer oneigenlijke argumenten gebruiken, stelt de rechtbank het belang van de minderjarige voorop.
Een oneigenlijk argument aan de zijde van de moeder is dat foto’s door plaatsing op Facebook eigendom worden van Facebook. Dat is niet zo. Wel staat er in de algemene voorwaarden van Facebook een bepaling dat aan Facebook een niet-exclusieve, overdraagbare, royaltyvrije, wereldwijde licentie wordt gegeven om alle IE-inhoud te gebruiken die je op Facebook worden geplaatst of in verband met Facebook. Zonder die licentie zou Facebook de geplaatste foto’s immers niet mogen weergeven, ook niet op de eigen profielpagina van degene die de foto geplaatst heeft. Ook vader bezondigde zich aan een oneigenlijk argument. Hij stelde immers dat hij had overwogen om de moeder tegemoet te komen in haar verzoek. Hij heeft dit echter niet gedaan, zo stelde hij, omdat hij ervaart dat de moeder aan geen zijn wensen tegemoet komt.
Wat deze uitspraak partijen (en anderen leert:) bij een gezagsgeschil draait het uitsluitend om het belang van de minderjarige. Als beide ouders dat belang voor ogen houden, dan zal het snel tot een gezagsgeschil komen. Hebt u gezamenlijk gezag en is de andere ouder minder redelijk? Neem dan contact op met één van onze familierechtadvocaten, via 0174-440 880.