Lijfsdwang bij alimentatie: betalen of zitten…

Geplaatst op 21 februari 2020 door mr. N.T. (Michiel) Vogelaar

Eind vorig jaar oordeelde het Gerechtshof Amsterdam in kort geding over de vraag een ex, die de opgelegde kinder-en partneralimentatie niet (volledig) betaalt, mag worden gegijzeld (“lijfsdwang”).

De feiten

Partijen zijn in een echtscheidingsprocedure verwikkeld. In het kader van de voorlopige voorzieningenprocedure stelt de rechtbank de kinderalimentatie vast op € 599,00 per maand.

Failliet

(c) 1820796 via Pixabay

In de bodemprocedure brengt de rechtbank dit bedrag terug tot € 588,00 per maand. Daarbovenop moet de man ook nog € 1.325,00 bruto per maand partneralimentatie betalen. De man is vervolgens in hoger beroep gegaan.

Gedurende de hoger beroep procedure schakelt de vrouw het LBIO in om de opgelegde alimentatie te laten incasseren. Het LBIO (Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdrage) is een instantie die bij uitblijven van betaling van de alimentatie, helpt bij het incasseren van de verschuldigde alimentatie. Het LBIO legt beslag onder verschillende banken en ook op de echtelijke woning.

De man bericht aan het LBIO niet tot betaling over te willen gaan. Hij vindt dat nu het hoger beroep nog loopt en het feit dat is afgesproken dat hij in bezit wordt gesteld van zakelijke goederen, hij niet hoeft te betalen. Uiteindelijk voldoet de man een bedrag van € 5.000,00. Daarnaast betaalt hij met ingang van 21 juni 2019 telkens een bedrag van € 500,00 per maand aan de vrouw.

Hoger beroep

De man is inmiddels een bedrag van € 21 253,85 verschuldigd. De vrouw vordert “lijfsdwang”. Dat betekent dat de man in hechtenis blijft totdat hij het verschuldigde betaalt. Ook voor toekomstige verschuldigde bedragen. Er is immers geen sprake van betalingsonmacht maar van betalingsonwil.

De man is het hier niet mee eens. Hij stelt dat de vrouw al beslag legde op de woning. Daarom, zo stelt de man, mag lijfsdwang hoe dan ook niet. Ook stelt hij  dat het belang van de vrouw minder zwaar weegt. Zij verkeert immers niet in een financiële noodsituatie. Wanneer de man in hechtenis wordt genomen bestaat het risico dat hij failliet gaat. Verder vindt hij dat gijzeling zich niet voor behandeling in kort geding leent.

Overweging gerechtshof

Het hof overweegt als volgt:

Op grond van artikel 585 onder b. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan de rechter op verlangen van de schuldeiser de tenuitvoerlegging bij lijfsdwang toestaan van vonnissen, beschikkingen en akten waarbij een uitkering tot levensonderhoud, krachtens Boek 1 BW verschuldigd, daaronder begrepen het verschuldigde voor verzorging en opvoeding van de minderjarige, is bevolen of toegezegd. Op grond van het bepaalde in artikel 586 Rv wordt een vordering tot uitvoerbaarverklaring bij lijfsdwang ingesteld bij de voorzieningenrechter en ingesteld en behandeld als een kort geding.

In artikel 587 Rv is bepaald dat de rechter een dergelijk vonnis, beschikking of akte slechts uitvoerbaar bij lijfsdwang verklaard indien aannemelijk is dat toepassing van een ander dwangmiddel onvoldoende uitkomst zal bieden en het belang van de schuldeiser toepassing daarvan rechtvaardigt.

In artikel 588 Rv is bepaald dat een uitvoerbaarheid bij lijfsdwang niet wordt uitgesproken indien de schuldenaar buiten staat is aan de verplichting waarvoor tenuitvoerlegging bij lijfsdwang wordt verlangd, te voldoen.

Betalingsonwil of betalingsonmacht

Uitgangspunt is natuurlijk dat een uitspraak van een rechter moeten worden nagekomen. Lijfsdwang ofwel gijzeling is daartoe een uiterst middel en moet alleen

Lijfsdwang

(c) Ichigo121212 via Pixabay

in het uiterste geval worden ingezet. De vraag is in hoeverre er daadwerkelijk sprake is van betalingsonmacht of betalingsonwil. Uit het arrest volgt dat de man heeft nagelaten inzicht te geven in zijn financiële gegevens.  Daaruit had op betrekkelijk eenvoudige wijze kunnen worden opgemaakt of er sprake is van betalingsonmacht.

Daarbij geldt ook volgens het gerechtshof dat hierbij nog een rol speelt dat de man aan het LBIO heeft laten weten niet te willen betalen. Verder blijkt dat de vrouw alle mogelijkheden tot beslaglegging heeft aangewend. Het enkele feit dat er succesvol beslag is gelegd op de echtelijke woning is geen reden om geen lijfsdwang toe te passen. Immers, het beslag op de woning zorgt niet voor directe betaling aan de vrouw. Ook is het zo dat het feit dat de vrouw geld uit de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap zal ontvangen geen omstandigheid is die er op korte termijn voor zorgt dat zij in een verbeterde financiële positie terechtkomt.

Conclusie

Al deze omstandigheden in acht nemend, meent het gerechtshof dat aan alle vereisten voor het opleggen van lijfsdwang is voldaan. Het hof beperkt echter, gelet op diezelfde feiten en omstandigheden én het verstrekkende karakter van het dwangmiddel, de uitvoerbaarheid bij voorraad van de lijfsdwang tot de door de voorzieningenrechter genoemde bedragen.

Nawoord

In de praktijk lopen wij regelmatig aan tegen problemen die cliënten ervaren met zowel de betaling van alimentatie als de incassering daarvan. Herkent u dit? Neem dan tijdig contact op zodat (nog) erger kan worden voorkomen.

Gepubliceerd op 21 februari 2020 door: mr. N.T. (Michiel) Vogelaar