Niet-wijzigingsbeding bij kinderalimentatie

Geplaatst op 13 december 2019 door mr. J. (Jorika) Todorov

Op het moment dat u en uw partner uit elkaar gaan en u heeft minderjarige kinderen, dan dient u  een ouderschapsplan op te stellen. Een ouderschapsplan is een schriftelijke vastlegging van de afspraken rondom de opvoeding en verzorging van de minderjarige kinderen. Een onderdeel van het ouderschapsplan is de echtscheidingverdeling van de kosten van opvoeding en verzorging van de kinderen. In het ouderschapsplan staat bijvoorbeeld opgenomen hoe hoog het bedrag aan kinderalimentatie is. Maar hoe zit het met een niet-wijzigingsbeding bij kinderalimentatie?

Op grond van artikel 1:401 BW kan de kinderalimentatie bij een latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken. Dit kan als er sprake is van bijvoorbeeld wijziging van omstandigheden waardoor zij ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen. Lange tijd is het onduidelijk geweest of een niet-wijzigingsbeding voor de kinderalimentatie mogelijk is. Dit is namelijk wel het geval bij partneralimentatie ex artikel 1:159 BW. Het niet-wijzigingsbeding strekt er namelijk tot geheel of gedeeltelijk uitsluiting van artikel 1:401 BW.

De Hoge Raad heeft zich recent uitgelaten over het niet-wijzigingsbeding met betrekking tot kinderalimentatie.

Feiten

Partijen zijn gehuwd geweest. Uit dit huwelijk zijn twee kinderen geboren. Bij de echtscheidingsbeschikking is de hoogte van de door de man te betalen kinderalimentatie vastgesteld. De hoogte van de kinderalimentatie is nadien herhaaldelijk gewijzigd. In 2013 hebben partijen voor het laatst overeenstemming bereikt over de hoogte van de kinderalimentatie. De overeenstemming is neergelegd in een beschikking. In aanvulling op de beschikking hebben partijen een overeenkomst gesloten, waarin onder meer is bepaald:

partijen komen uitdrukkelijk overeen dat de hiervoor overeengekomen kinderalimentatie niet bij rechterlijke uitspraak zal worden gewijzigd op grond van een wijziging van omstandigheden. Een (positieve) inkomenswijziging of anderszins verhoging van de draagkracht aan de zijde van de vrouw dan wel de man zal niet tot enige wijziging kunnen leiden. In het geval de man in een werkloosheid- en/of arbeidsongeschiktheidssituatie komt te verkeren en zijn inkomen verlaagd zal een wijziging kunnen worden verzocht.

In onderhavige zaak verzoekt de vrouw het bedrag aan kinderalimentatie te wijzigen als gevolg van gewijzigde omstandigheden. De man heeft een beroep gedaan op het hiervoor geciteerde niet-wijzigingsbeding.

De rechtbank heeft de volgende prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld:

  1. Is een niet-wijzigingsbeding met betrekking tot kinderalimentatie gelet op de aard van de onderhoudsverplichting nietig?
  2. Indien de vraag onder 1 ontkennend wordt beantwoord: is een niet-wijzigingsbeding met betrekking tot kinderalimentatie wel nietig wanneer ten nadele van de onderhoudsgerechtigde wordt afgeweken van de wettelijke en in de rechtspraktijk ontwikkelde maatstaven van behoefte en draagkracht?
  3. Dient in geval het beding geldig is en de toets van art. 1:159 lid 3 BW moet worden aangelegd deze toets net zo stringent te worden toegepast als bij partneralimentatie dan wel minder stringent?

 Hoge Raad over het niet-wijzigingsbeding bij kinderalimentatie

Eerste en tweede prejudiciële vraag

Niet-wijzigingsbeding bij kinderalimentatieEen niet-wijzigingsbeding inhoudende dat een toename van draagkracht of behoefte niet kan leiden tot een hogere kinderalimentatie is nietig. De inhoud of strekking is in strijd met de dwingendrechtelijke bepaling (artikel 1:404 lid 1 BW). Iedere ouder is verplicht ten minste naar draagkracht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen.

Aan een niet-wijzigingsbeding inhoudende dat een afname van bijvoorbeeld draagkracht niet kan leiden tot een lagere kinderalimentatie kan rechtsgevolg toekomen. Een dergelijk beding is in beginsel niet in strijd met artikel 1:404 lid 1 BW.

Het voornoemde kan anders zijn als de onderhoudsplichtige ouder ook onderhoudsverplichtingen heeft jegens andere kinderen, bijvoorbeeld uit een relatie. In dat geval kan het niet-wijzigingsbeding in strijd zijn met de regel dat bij het bepalen van de draagkracht van de onderhoudsplichtige rekening gehouden moet worden met onderhoudsverplichtingen jegens andere kinderen.

Derde prejudiciële vraag

Artikel 1:159 lid 3 BW bepaalt dat een partij de partneralimentatie ondanks een niet-wijzigingsbeding kan wijzigen. Dit kan op grond van een zo ingrijpende wijziging van omstandigheden, dat de verzoeker naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet langer aan het beding mag worden gehouden. De Hoge Raad acht een analoge toepassing van dit voorschrift bij kinderalimentatie onwenselijk.

Indien aan een niet-wijzigingsbeding bij kinderalimentatie rechtsgevolg toekomt, dan kan de onderhoudsplichtige beroepen op artikel 6:216 jo. 6:248 lid 2 jo. 6:258 BW. Dit kan bijvoorbeeld als de draagkracht van de onderhoudsplichtige zodanig is verminderd, dat hij niet langer in staat is in zijn eigen levensonderhoud te voorzien bij het ongewijzigd in stand laten van de vastgestelde kinderalimentatie.  Als dit beroep slaagt, dan is de overeenkomst vatbaar voor wijziging ex artikel 1:401 lid 1 BW.

Hebt u vragen over (kinder)alimenatie of over een niet-wijzgingsbeding? Neem dan vrijblijvend contact op met een van onze familierechtadvocaten.

Gepubliceerd op 13 december 2019 door: mr. J. (Jorika) Todorov