Schulden van de één of de ander?

Geplaatst op 9 november 2022 door mr. D.P. (Daisy) Mandema

Bij een echtscheiding worden niet alleen de goederen bij helfte verdeeld, maar ook de schulden. Dat is althans het geval bij huwelijken in gemeenschap van goederen, ingevolge de hoofdregel van artikel 1:100 BW. Bij vergeten, verzwegen of onverwachte schulden, kunnen (ex-)echtgenoten daarom voor vervelende verrassingen komen te staan. Gelukkig biedt de wet uitzonderingen op de hoofdregel, die ik bespreek in deze blog.

Schulden van de gemeenschap

Bent u vóór 1 januari 2018 gehuwd in ‘algehele wettelijke gemeenschap van goederen’, dan kent uw huwelijk in beginsel geen privéschulden. Dat wil zeggen dat in principe alles tot de gemeenschap behoren. Deze hoofdregel geldt voor schulden die een echtgenoot alleen is aangegaan en schulden die de echtgenoten samen zijn aangegaan, zowel vóór als tijdens het huwelijk. Een uitzondering daarop zijn privéschulden, zoals een hypotheek op een woning die is betaald met een erfenis verkregen onder uitsluitingsclausule. Een andere uitzondering zijn verknochte schulden. Deze zijn met een hoogstpersoonlijk karakter, zoals een schadevergoeding voor het plegen van een delict.

Het ligt anders bij echtgenoten die op of na 1 januari 2018 zijn getrouwd in ‘beperkte gemeenschap van goederen’. Daar blijven de schulden die zijn ontstaan vóór het huwelijk privé. Datzelfde geldt voor schulden die verband houden met een erfenis of schenking. Dit is alleen anders als het gaat om schulden die echtgenoten samen zijn aangegaan vóór het huwelijk. Dan zijn het wel schulden van de gemeenschap. Evenals bij de algehele gemeenschap van goederen, vallen privéschulden en verknochte schulden niet in de beperkte gemeenschap van goederen.

De algehele- en de beperkte gemeenschap van goederen kennen nog een belangrijke gelijkenis op dit punt. Schulden die de ene echtgenoot buiten medeweten van de ander is aangegaan, vallen bij beide huwelijksvormen namelijk in de gemeenschap. Dit geldt ook voor de meeste verwijtbare schulden, zoals gokschulden, verkeersboetes of fraudeschulden. Onaangename situaties zijn veelal het gevolg.

Uitzonderingen op de hoofdregel bij schulden

Tot 1 januari 2018

De Hoge Raad hanteerde tot 1 januari 2018 een zogenoemde ‘zware maatstaf’. Tot die tijd nam hij afwijkingen op de hoofdregel slechts in zeer uitzonderlijke gevallen aan. Van zo’n zeer uitzonderlijk geval is bijvoorbeeld sprake in onderstaande situatie.

Stel dat het huwelijk slechts anderhalf jaar heeft geduurd. Partijen hebben daarnaast nauwelijks samengewoond en ook geen gemeenschappelijke huishouding gevoerd. Stel ook dat de ene echtgenoot tijdens dit huwelijk buiten medeweten van de andere echtgenoot schulden aangaat. Van deze schulden kan voorts niet worden aangetoond dat de gelden zijn aangewend voor de gemeenschappelijke uitgaven. De volledige draagplicht komt dan te liggen bij de echtgenoot die deze schulden is aangegaan.

Vanaf 1 januari 2018

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de wetgever een ruimere uitzonderingsmogelijkheid heeft beoogd te creëren met ingang van 1 januari 2018. Vanaf die datum is namelijk artikel 1:100 lid 2 BW in werking getreden, dat luidt als volgt:

“Voor zover bij de ontbinding van de gemeenschap de goederen van de gemeenschap niet toereikend zijn om de schulden van de gemeenschap te voldoen, worden deze gedragen door beide echtgenoten ieder voor een gelijk deel, tenzij uit de eisen van redelijkheid en billijkheid, mede in verband met de aard van de schulden, een andere draagplicht voortvloeit.”

Het komt erop neer dat deze ruimere uitzonderingsmogelijkheid enkel geldt voor de ontbonden gemeenschap met een ‘negatieve boedel’. Bij een negatieve boedel zijn de activa van de gemeenschap ontoereikend om de schulden van de gemeenschap te voldoen. Bij een ‘positieve boedel’ geldt daarentegen weer de eerdergenoemde zware maatstaf. Afwijking van de hoofdregel kan dan alleen in zeer uitzonderlijke gevallen.

Uit de wetsgeschiedenis blijkt welke schulden onder de ruimere uitzonderingsmogelijkheid kunnen vallen. Het gaat om:

  1. schulden die een echtgenoot buiten medeweten van de andere echtgenoot is aangegaan; en
  2. schulden die een echtgenoot is aangegaan om onverantwoorde uitgaven te doen. Hierbij kunt u denken aan gokschulden, schulden uit een bankkrediet of verkeersboetes.

Voor de ruimere uitzonderingsmogelijkheid moet het tot slot gaan om gemeenschappen die zijn ontbonden ná 1 januari 2018. Voor de datum van ontbinding is het moment van indiening van het echtscheidingsverzoek van belang.

Conclusie

Schulden van de één kunnen dus ook de schulden van de ander zijn. Dat kan ingrijpende gevolgen hebben voor de (ex-)echtgenoot die de schuld(en) niet zelf is aangegaan. Afwijking van de hoofdregel kon tot 1 januari 2018 slechts in zeer uitzonderlijke gevallen. Vanaf 1 januari 2018 geldt een lichte versoepeling voor de ontbonden gemeenschap met een negatieve boedel. Die ruimere uitzonderingsmogelijkheid heeft echter een beperkte werkingssfeer. De uitzondering geldt namelijk niet voor gevallen vóór ontbinding van de gemeenschap en als er geen tekort is. De ruimere uitzonderingsmogelijkheid is tevens niet van toepassing op schulden van gemeenschappen met een negatieve boedel, die vóór 1 januari 2018 zijn ontbonden. Men valt dan terug op de zware maatstaf, waarbij slechts afwijking van de hoofdregel mogelijk is in zeer uitzonderlijke gevallen.

Bevindt u zich in een echtscheiding of heeft u vragen over uw situatie, neem dan gerust contact op met onze familierechtspecialisten.

Gepubliceerd op 9 november 2022 door: mr. D.P. (Daisy) Mandema