Snel duidelijkheid bij een onduidelijk testament

Geplaatst op 13 november 2020 door mr. N.T. (Michiel) Vogelaar

Met enige regelmaat zijn (onterfde) erfgenamen het niet met elkaar eens over de afwikkeling van de nalatenschap. Zo kan het voorkomen dat zij een verschillende uitleg aan de tekst van het testament van de overledene geven. Op het eerste gezicht lijkt vreemd. Immers, de erflater die het testament heeft opgesteld, weet toch heus wel wat hij of zij met de tekst in het testament voor ogen heeft. Toch is het niet uitzonderlijk dat over de uitleg van het testament wordt geprocedeerd.

De wet geeft biedt hiertoe ook de nodige de ruimte:

Uitleg van het testament vragen aan de kantonrechter

testamentDe definitieve uitleg van een testament kan natuurlijk gevolgen hebben voor de vraag wie erfgenaam is. Of wie op een aandeel in de erfenis aanspraak kan maken. Over en weer stellen partijen dan in de procedure hoe zij het testament lezen. En welke (financiële) gevolgen hieraan moeten verbonden. Dit leidt vaak tot langdurige procedures waarbij de uitkomst op voorhand niet vast staat.

In de kern gaat om de uitleg van het testament. Daarom is het mogelijk om eerst een oordeel aan de kantonrechter te vragen over de inhoud van het testament zelf.

Artikel 96 Rv. bepaalt:

In alle zaken die slechts rechtsgevolgen betreffen die ter vrije bepaling van partijen staan, kunnen zij zich samen tot een kantonrechter van hun keuze wenden en zijn beslissing inroepen. De kantoor bepaalt hoe de procedure loopt.

Recent gaf de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland een oordeel over de inhoud van een testament.

De casus

In de onderhavige kwestie speelde het volgende.

Broer en zus sinds 1997 gezamenlijk eigenaar van een woning alwaar zij een gemeenschappelijke huishouding hebben gevoerd.

In het laatst geldende testament d.d. 25 april 1996 is de volgende passage opgenomen:

‘Ik benoem mijn broer, de heer [verzoeker sub 1] , (…) geboren te [plaats] op [geboortedatum] (…) tot mijn enig en algeheel erfgenaam, doch uitsluitend indien wij te mijnen sterfdage nog een gemeenschappelijke huishouding voeren danwel de intentie hebben een gemeenschappelijke huishouding te gaan voeren.’

Op 12 mei 2017 is erflaatster opgenomen in een verpleeghuis en nadien komen te overlijden. 

Ondanks dat alle wettelijke erfgenamen het eens zijn dat de broer als enig erfgenaam moet worden beschouwd gelet op het testament, acht de notaris het testament te onduidelijk om een verklaring van erfrecht te kunnen afgeven. Dit omdat van een gemeenschappelijke huishouding op het moment van overlijden mogelijk geen sprake is.

Om die reden dienen alle “wettelijke” erfgenamen vervolgens een verzoek in bij de kantonrechter om het testament uit te leggen. Het verzoek luidt als volgt:

Het verzoek

Verzoekers hebben de kantonrechter ex artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in samenhang met art. 4:46 Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht het laatst geldende testament van erflaatster uit te leggen, in die zin dat daaruit valt op te maken dat de broer enig en algeheel erfgenaam is van erflaatster. Verzoekers hebben zich daarbij uitdrukkelijk de mogelijkheid tot hoger beroep voorbehouden.

Zij leggen daaraan het volgende ten grondslag. De broer en erflaatster hebben vanaf 1996 een gezamenlijke huishouding gevoerd. Zij hebben allebei een testament opgesteld met de intentie elkaar verzorgd achter te laten. Dit hield in dat zij elkaar als enig en algeheel erfgenaam hebben benoemd. Erflaatster is noodgedwongen opgenomen in een verpleegtehuis omdat zij toen ernstig dementeerde. De broer is toen voor haar blijven zorgen

De beoordeling van de kantonrechter

“De vraag is of het feit dat erflaatster op het moment van overlijden niet meer in de woning woonde die zij samen met haar broer in eigendom had in de weg staat aan de erfstelling van broer. Hiervoor is uitleg nodig van het testament. De omstandigheden waaronder het testament is opgemaakt zijn als volgt.

TestamentDe broer en erflaatster hebben vanaf 1996 een gemeenschappelijke huishouding gevoerd. Erflaatster was ten tijde van het opmaken van haar testament in 1996 ongehuwd en had geen kinderen. In 1997 heeft zij samen met haar broer een woning gekocht en heeft daar de gemeenschappelijke huishouding met hem voortgezet. De broer heeft tegelijkertijd met erflaatster een testament laten opmaken waarin dezelfde bepaling is opgenomen. De verhouding die zij hiermee hebben willen regelen, is elkaar verzorgd achter laten en elkaar niet met een ‘half huis’ laten zitten, aldus verzoekers.

De kantonrechter begrijpt dat daarmee is bedoeld dat, mocht de een komen te overlijden, de ander de woning niet hoefde te verkopen bij gebrek aan financiële middelen om de andere helft van de woning te kopen. Voorwaarde hiervoor was wel dat de ten tijde van het opmaken van het testament ervaren verbondenheid op het moment van overlijden nog bestond. Deze uitleg past bij de hiervoor omschreven omstandigheden.

Naar het oordeel van de kantonrechter is aan deze bedoeling uitvoering gegeven door samen een huis te kopen en daar sindsdien onafgebroken een gemeenschappelijke huishouding te voeren. Dat dit op enig moment buiten de wil van erflaatster (die zwaar dementerend was) praktisch onuitvoerbaar werd, doet daar niet aan af. Hier is geen sprake van een intentioneel beëindigen van een gemeenschappelijke huishouding, door verkoop van (een aandeel in) de woning of een beredeneerd, weloverwogen vertrek van een van de gezamenlijke deelgenoten van de woning. Voorts heeft [voornaam] erflaatster na haar opname in het verpleegtehuis nog steeds verzorgd. Hij onderhield contact met het verzorgingstehuis, deed haar financiën en bezocht haar bijna dagelijks. 

Uit het voorgaande volgt dat het testament moet worden uitgelegd in die zin dat de broer enig en algeheel erfgenaam is.”

Conclusie

Naar de letterlijke tekst van het testament is de broer geen enig erfgenaam, maar ook zijn broers en zussen. Hij woonde immers ten tijde van het overlijden van zus niet meer met haar samen. De kantonrechter kijkt naar de bedoeling van de erflaatster met als gevolg dat de broer toch enig erfgenaam is. Door te kiezen voor de weg van artikel 96 Rv. verkregen de erfgenamen snel duidelijkheid

Hebt u vragen over de uitleg van een testament? Dan kunt u altijd vrijblijvend contact opnemen met ons kantoor op 0174 – 444 880.

Gepubliceerd op 13 november 2020 door: mr. N.T. (Michiel) Vogelaar