Ouders zijn verplicht naar draagkracht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind. De behoefte van het kind en de draagkracht van de ouders begrenzen de onderhoudsverplichting.
Voor het vaststellen van de behoefte van het kind is een forfaitair systeem ontwikkeld. Het systeem is neergelegd in het rapport ‘Kosten van kinderen ten behoeve van vaststelling kinderalimentatie’. Kort gezegd wordt de behoefte bepaald middels het netto besteedbare gezinsinkomen, het aantal en de leeftijd van de kinderen. Het uitgangspunt bij de berekening van de kinderalimentatie is dus dat er gekeken wordt naar het inkomen van de ouders. Kan de rechter hiervan afwijken? Het hof Arnhem-Leeuwarden gaf enige tijd geleden in een beschikking een antwoord op deze vraag.[1]
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Uit de relatie is een kind geboren. De man heeft het kind erkend. Na de geboorte van het kind hebben partijen acht maanden samengewoond. Partijen woonden samen in een pand dat door de ouders van de man beschikbaar is gesteld. Nadat de relatie is verbroken, is de vrouw samen met het kind naar haar ouders vertrokken.
De man is vervolgens een procedure opgestart. In deze procedure heeft de man de rechter verzocht hem te belasten met het gezag en een omgangsregeling vast te stellen. De vrouw heeft hierop gereageerd. Daarnaast heeft zij zelfstandig tegenverzoek gedaan, namelijk dat de man kinderalimentatie moet betalen ter hoogte van € 300,00 per maand. De man stelt zich op het standpunt dat hij slechts € 25,00 per maand aan kinderalimentatie kan voldoen.
De rechtbank volgde het verzoek van de vrouw. De rechtbank heeft bepaald dat de man een bedrag van € 300,00 per maand dient te voldoen aan de vrouw. De man is het hier niet mee eens en stelt hoger beroep in.
Het hof stelt vast dat het kind in ruime welstand heeft geleefd bij de ouders, maar ook dat die welstand niet de resultante was van eigen inkomsten van de ouders. Partijen werden namelijk in de periode dat zij samen waren grotendeels onderhouden door de ouders van de man. De woning van partijen, waar zij samenwoonden, had een WOZ-waarde van ruim € 800.000,00. Hier werd echter – feitelijk – geen huur voor betaald. Ook voorzagen de ouders van de man partijen van een auto en kleding. De vermogende ouders van de man lieten na hun vorderingen op de man te innen. Daarnaast deden de ouders schenkingen aan partijen en het kind. Ook betaalden de ouders vrijwel alle vaste lasten voor de partijen.
De behoeftebepaling van een kind dat in gezinsverband met de ouders heeft geleefd, strekt ertoe de welstand die het kind heeft zoveel mogelijk te laten continueren na verbreking van de relatie van de ouders. Hierbij is irrelevant waar die welstand vandaag komt. In casus is de welstand niet door de ouders zelf bewerkstelligd. Dit is geen reden om voor het bepalen van de behoefte van het kind niet uit te gaan van de welstand van het toenmalige gezin. Naar het oordeel van het hof is de forfaitaire systematiek niet geschikt in onderhavige zaak voor de bepaling van de behoefte van het kind.
De vrouw heeft aangegeven dat de behoefte van het kind niet precies vast te stellen is, maar dat gelet op de welstand waarin partijen hebben geleefd, de behoefte van het kind € 700,00 per maand dient te bedragen. De man meent dat de behoefte maximaal € 300,00 dient te bedragen. Het hof oordeelt dat de behoefte van het kind € 500,00 bedraagt.
Draagkracht
Wat betreft de draagkracht van partijen in de kosten van het kind stelt het hof vast dat partijen ieder de helft van de behoefte van het kind voor hun rekening dienen te nemen. Dit betekent dat aan de man een bijdrage zal worden opgelegd van € 250,00 per maand. Hij zal dan ook € 250,00 aan kinderalimentatie moeten betalen.
Kort en goed, bij het vaststellen van de kinderalimentatie wordt er gekeken naar het inkomen van de ouders. Het staat de rechter vrij om hiervan af te wijken door te kijken naar de welstand van de ouders. Hebt u vragen over de berekening van kinderalimentatie? Neem dan contact met ons op!