Invloed van woonlasten op de kinderalimentatie

Geplaatst op 4 juni 2021 door mr. J. (Jorika) Todorov

Een kind heeft er recht op dat zijn ouders hem naar evenredigheid van hun inkomen financieel ondersteunen (artikel 1:392 BW). In Nederland bestaat geen wettelijk vastgestelde manier om de kinderalimentatie te bepalen. De rechterlijke macht formuleert jaarlijks aanbevelingen (de ‘Tremanormen’), zodat de uitkomsten van de vaststelling van kinderalimentatie zo uniform mogelijk zijn.

Om een bedrag aan kinderalimentatie te kunnen vaststellen, is het van belang om te weten wat de behoefte van het kind is en wat de draagkracht van de ouders is. De vaststelling van de behoefte van het kind vindt plaats op basis van het netto gezinsinkomen.

De draagkracht van de ouders is het deel van de beschikbare financiële middelen dat een ouder kan besteden aan het kind. De berekening hiervan vindt plaats op basis van forfaitaire lasten. Zo is het uitgangspunt dat 30% van het netto besteedbaar inkomen van de ouder wordt besteed aan de woonlasten. In beginsel is het irrelevant wat de daadwerkelijke woonlasten zijn. Uit de rechtspraak is op te maken dat het mogelijk is om af te wijken van dit (forfaitaire) uitgangspunt.

De Hoge Raad heeft zich recent gebogen over de vraag hoe het zit met de forfaitaire woonlast bij kinderalimentatie.

Feiten

In cassatie ging de Hoge Raad uit van de volgende feiten. De man en vrouw hebben een relatie gehad met elkaar. Partijen kinderrekeningzijn ouders van twee kinderen, die bij de vrouw hun hoofdverblijfplaats hebben. Nadat de relatie is beëindigd zijn partijen overeengekomen dat de man een bedrag van € 450 per maand aan de vrouw betaalt als kinderalimentatie.

Een aantal jaar later diende de vrouw een wijzigingsverzoek in bij de rechtbank. Zij vroeg de rechtbank te bepalen dat de man voortaan € 681 per maand dient te voldoen aan de vrouw. De rechtbank stelde de kinderalimentatie vervolgens vast op € 324 per maand. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank.

Klacht

In cassatie klaagt de vrouw over de verwerping door het hof van haar stellingen. De vrouw stelt zich op het standpunt dat er rekening moet worden gehouden met de werkelijke woonlasten van de man. Volgens de vrouw is er onterecht rekening gehouden met een forfaitair bedrag van 30% van zijn netto besteedbaar inkomen. De werkelijke woonlasten van de man zijn namelijk aanmerkelijk lager dat het forfaitaire bedrag. Het hof overwoog echter:

“Het hof ziet evenmin aanleiding om uit te gaan van de werkelijke woonlast van de man, zoals door de vrouw verzocht, omdat slechts in uitzonderlijke situaties dient te worden afgeweken van de forfaitaire berekening van kinderalimentatie. Van een dergelijk uitzonderlijke situatie is niet gebleken. Dat de man ervoor heeft gekozen om de meerwaarde van de verkochte woning te investeren in zijn huidige woning, waardoor hij een lagere woonlast heeft, is een keuze van de man om zijn eigen vermogenspositie in te richten op een door hem gewenste wijze en leidt er niet toe dat sprake is van een situatie waarin van het forfaitaire stelsel moet worden afgeweken.”

Oordeel van de Hoge Raad

De Hoge Raad overwoog dat het hanteren van een forfaitaire woonlast in beginsel niet in strijd is met wettelijke maatstaven. Toepassing daarvan zorgt voor rechtszekerheid en voorspelbaarheid. Dit voorkomt dat elke verandering van de woonsituatie aanleiding geeft om een wijzigingsverzoek in te dienen.

Echter: op het moment dat de ouders niet in de behoefte van het kind kunnen voorzien, is dit anders. Als er een tekort aan draagkracht is dan dient de rechter te rekenen met de werkelijke woonlasten. Mocht de berekening met de werkelijke woonlasten zorgen voor een hogere onderhoudsbijdrage, dan dient de rechter de hoge bijdrage op te leggen. Als de rechter geen hoge bijdrage bepaalt, dan dient de rechter dit goed te motiveren.

De zaak is door de Hoge Raad verwezen naar het hof Den Bosch ter verdere behandeling en beslissing.

De gevolgen van deze uitspraak

Het Hof Den Bosch zal na verwijzing opnieuw de kinderalimentatie vaststellen. Daarbij heeft het hof de keuze om, nu bij toepassing van de forfaitaire woonlasten er een tekort aan draagkracht ontstaat, te rekenen met de werkelijke woonlasten. Dat lijkt, gezien het oordeel van de Hoge Raad, voor de hand te liggen. Het hof kan er echter ook voor kiezen om wel te rekenen met de forfaitaire woonlasten. Het hof zal die keuze dan echter wel goed moeten motiveren.

Hebt u vragen over de begroting of vaststelling van de kinderalimentatie? Of is deze uitspraak voor u aanleiding om zelf om een wijziging van vastgestelde kinderalimentatie te vragen? Neem dan vrijblijvend contact op met ons op!

 

 

Gepubliceerd op 4 juni 2021 door: mr. J. (Jorika) Todorov