Wie herkent het niet, je rijdt in de auto en je hoort in de verte de sirenes van een politievoertuig, brandweervoertuig of ambulance. Snel kijk je om je heen om te kijken waar het voertuig met de sirenes rijdt. Iedereen weet dat een voertuig met zwaailicht en sirene voorrang heeft. Maar, wat nu als het politievoertuig niet herkenbaar is? Geen zwaailicht en sirene voert? Maar het tot een aanrijding met de politie komt. Wie is er dan schuldig aan het ongeval? Gelden er dan speciale regels? Deze vraag lag voor in een deelgeschil dat recent door de Rechtbank Midden-Nederland werd beslecht.
Het ging om een botsing op een kruispunt in Utrecht, ‘s-avonds om uur of 23:00 uur. Het slachtoffer naderde, als bestuurder van een personenauto, de kruising en sorteerde voor om linksaf te slaan. Van links naderde een ‘gewone’ witte bestelbus, naar later bleek was dit een politievoertuig. De bestuurder van het politievoertuig reed op een voorrangsweg. Hij reed, zo bleek later uit onderzoek, met een snelheid tussen de 72 en 82 km/u. Ter plaatse gold echter een maximumsnelheid van 50 km/u is. Door het late tijdstip waren de verkeerslichten op de kruising uitgeschakeld. Op de kruising kwam het tot een botsing. Aan het ongeval hield het slachtoffer een breuk van het heiligbeen en een dubbele breuk van het schaambeen over.
Volgens de bestuurder van het politievoertuig is hij niet aansprakelijk. Hij heeft de ter plaatse geldende maximumsnelheid weliswaar overschreden, maar dat mocht hij. Hij had immers een spoedmelding en moest snel ter plaatse zijn. Daarmee doet hij een beroep op een algemene vrijstelling die de Minister aan (onder meer) politiemensen heeft verleend. Vanwege deze vrijstelling, zo werd namens de politiemedewerker aangevoerd, had de officier van justitie hem om die reden (de vrijstelling) ook niet vervolgd. Los van deze vrijstelling reed de bestuurder van het politievoertuig op een voorrangsweg. Wie is nu schuldig aan het ongeval? Kan het slachtoffer zijn schade verhalen op de verzekeraar van de bestuurder van het politievoertuig?
Bij de beantwoording van deze vraag is het van belang om een onderscheid te maken tussen het strafrecht en het civiel recht.
Het strafrecht bepaalt of iemand strafbaar handelt. Bijvoorbeeld omdat hij een overtreding pleegt of een misdrijf begaat. Als dat zo is, dan vervolgt het Openbaar Ministerie de verdachte. Wordt de verdachte door de rechter veroordeeld? Dan leidt dit doorgaans tot een bekeuring, taakstraf of een gevangenisstraf. Het civiel recht is het recht dat tussen burgers onderling geldt. Onderdeel van dit recht is de vraag of iemand onrechtmatig heeft gehandeld jegens een ander. Is dat het geval? Dan moet de aansprakelijke het slachtoffer schadeloos stellen.
Uiteraard is er enige samenhang tussen beide ‘rechten’. Heeft de strafrechter, op tegenspraak (= er is verweer gevoerd), geoordeeld dat een verdachte een bepaalde wettelijke norm heeft overtreden? Dan wordt in het civiele recht, behoudens tegenbewijs, er vanuit gegaan dat de verdachte inderdaad de betreffende norm schond. Doorgaans is de verdachte dan ook civielrechtelijk aansprakelijk voor de door hem veroorzaakte schade. Deze redenering kan echter niet worden omgedraaid: een vrijspraak bij de strafrechter betekent niet dat de verdachte dan ook niet civielrechtelijk aansprakelijk is. Doordat er andere bewijsregels gelden kan iemand die strafrechtelijk vrijgesproken is, civielrechtelijk toch aansprakelijk zijn.
De politiemedewerker (of liever: zijn aansprakelijkheidsverzekeraar) doet in deze procedure een beroep op de vrijstelling die de politie heeft voor de verkeersregels uit (onder meer) het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990. In de RVV 1990 staan alle verkeersregels waar aan alle verkeersdeelnemers zich moeten houden. Het is logisch dat de politie een dergelijke vrijstelling krijgt. Een achtervolging door de politie zou vrij kansloos zijn als de politie zich aan de ter plaatse geldende maximumsnelheid moet houden, terwijl degene die zij achtervolgen met hoge snelheid wegrijdt.
Deze vrijstelling verleent daarom aan bestuurders van politievoertuigen een vrijstelling van de bepalingen in het RVV 1990, met dien verstande dat;
i. bij de gebruikmaking van aan deze vrijstelling ontleende bevoegdheden de veiligheid van het verkeer zoveel mogelijk gewaarborgd dient te worden;
ii. de in de ‘brancherichtlijn verkeer politie’ opgenomen voorschriften worden nageleefd; en
iii. bevoegdheden mogen slechts worden uitgeoefend voor zover dit voor de uitvoering van de opgedragen taak noodzakelijk is.
In de voorschriften van de ‘Brancherichtlijn Verkeer Politie’ staat dat een politieagent eenmaal in de drie jaar een “Politie Rijvaardigheid Training” moet volgen. Daarnaast moet de meldkamer beoordelen of het noodzakelijk is dat het politievoertuig de verkeersregels overtreedt. Dit kan de meldkamer doen door een zogenaamde prioriteit 1-melding af te geven. Namens is het slachtoffer is betoogd dat nu de politiemedewerker geen speciale rijopleiding had genoten en geen prioriteit 1-melding vanuit de meldkamer had ontvangen, hem geen beroep toekwam op de vrijstelling.
De rechter oordeelde in zijn uitspraak van 15 juli 2020 dat de bestuurder van politievoertuig inderdaad niet aan de hierboven beschreven vereiste van de ‘Brancherichtlijn Verkeer Politie” heeft voldaan. Voorts stelde de rechter vast dat het politievoertuig zijn snelheid niet had aangepast, nadat de bestuurder van het politievoertuig het slachtoffer had opgemerkt. De rechter overwoog dat de vrijstelling van het RVV niet betekent dat zij ongelukken mogen veroorzaken. Volgens de rechter moet de bestuurder van een politievoertuig rekening houden met (fouten van) andere werkgebruikers. Dat geldt temeer voor bestuurders van onopvallende politievoertuigen, omdat die voertuigen ook niet als politievoertuig herkenbaar zijn voor het overige verkeer.
Gelet op het voorgaande heeft de politiemedewerker schuld aan het ontstaan van de aanrijding. Hij reed aanmerkelijk harder dan ter plaatse toegestaan, hetgeen hem dus niet vrijstond. Daarmee is zijn civielrechtelijke aansprakelijkheid gegeven. Dat de officier van justitie de politiemedewerker niet strafrechtelijk vervolgde maakt dit niet anders. Immers is niet gebleken dat de officier van justitie heeft gecontroleerd of de bestuurder wel voldeed aan de daarvoor geldende voorwaarden.
Daarmee was de kous echter niet af. De rechter oordeelde namelijk dat ook het slachtoffer niet vrijuit gaat. Het slachtoffer verzuimde immers om de bestuurder van het politievoertuig voorrang te verlenen, terwijl deze op een voorrangsweg reed. Daarbij overwoog de rechter dat in het verkeersrecht in het algemeen een voorrangsfout zwaarder weegt dan een snelheidsfout. Men moet namelijk ook aan te hard rijdend verkeer voorrang verlenen. Daarom oordeelt de rechter dat het slachtoffer tweederde eigen schuld heeft.
De conclusie van het voorgaande is dat de bestuurder van het politievoertuig onrechtmatig handelde door te hard te rijden en daarom aansprakelijk is. De schadevergoedingsplicht wordt echter, vanwege eigen schuld van het slachtoffer, met tweederde verminderd. Dat betekent dat het slachtoffer eenderde van zijn schade vergoed krijgt.
Als u onverhoopt met een politievoertuig in botsing komt, dan is het zaak om goed uit te zoeken of de bestuurder van het politievoertuig aan alle regels voldeed. Is dat niet het geval? Dan is de bestuurder van het politievoertuig (gewoon) aansprakelijk. Hebt u zelf ook een fout gemaakt? Dan leidt dat doorgaans tot een geslaagd eigen schuldverweer. Bent u slachtoffer en hebt u letselschade? Neem dan vrijblijvend contact met ons op!