Bewijslast bij arbeidsongevallen

Geplaatst op 14 mei 2021 door mr. E.W. (Edwin) Bosch

Bij arbeidsongevallen waardoor letselschade ontstaat, wordt vaak gedacht dat de werkgever altijd aansprakelijk is. Dat is echter niet altijd het geval. De aansprakelijkheidsdiscussie bij arbeidsongevallen gaat vaak over wat men wel of niet bewijst. Maar wie moet wat bewijzen? Is het aan de werknemer om het arbeidsongeval te bewijzen? Moet hij de toedracht ook bewijzen? In deze blog wordt een een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwaarden van 16 maart 2021 besproken. In deze zaak stelde de werknemer dat hij letselschade opliep tijdens zijn werk. De werkgever ontkent dat er überhaupt sprake is van een arbeidsongeval. Omdat de werkgever aansprakelijkheid afwijst voor de letselschade, stapt de werknemer naar de rechter.

Waar ging het om

Alami Vis is de werkgever. Het werk binnen dit bedrijf bestaat uit het verwerken en fileren van vis. Een werknemer van Alami Vis stelt dat hij op zaterdag 13 juli 2013 letselschade opliep tijdens zijn werk. Hij had een diepe snijwond aan drie vingers. Na het ongeval ging hij naar de Spoedeisende Hulp van het ziekenhuis. Op diezelfde dag werd hij geopereerd. Nadien stelde hij zich onder behandeling van een fysiotherapeut. Ten gevolge van het opgelopen letsel raakte hij arbeidsongeschikt. Hij stelde zijn werkgever aansprakelijk voor zijn letselschade. De werkgever ontkent dat het ongeval op het werk plaatsvond. De werkgever wijst aansprakelijkheid van de hand. De werknemer nam daar geen genoegen mee en startte een procedure.

Argumenten werknemer

arbeidsongevalDe werknemer stelt dat hij de verwonding opliep tijdens zijn werk. Bij het vervangen van de messen van de visfileermachine raakte een mes in onbalans. Bij het in een reflex opvangen van het vlijmscherpe mes, raakte het mes zijn linkerhand. Hierdoor werden drie vingers grotendeels doorgesneden.

Hij verwijt zijn werkgever dat de werkplek niet veilig genoeg was. Volgens de werknemer was de machine niet veilig, doordat een veiligheidspal ontbrak. Daarnaast stelde de werkgever geen veiligheidshandschoenen ter beschikking. Als laatste instrueerde de werkgever hem niet over het verwisselen van de messen.

Argumenten werkgever

De werkgever ontkent dat de werknemer letselschade opliep in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Bij deze werkgever wordt namelijk niet op zaterdagen gewerkt. Ook op 13 juli 2013 was de zaak dicht, zo stelt de werkgever. Verder voert de werkgever aan dat de werknemer ook bij andere werkgevers werkzaamheden verricht. Hij suggereert dat het ongeval mogelijk bij een andere werkgever plaatsvond.  Tot slot voert de werkgever aan dat er geen causaal verband is tussen het ongeval, de ontstane letselschade en de vermeende tekortschietende veiligheid van de machine.

De stelplicht en bewijslast bij arbeidsongevallen

De werknemer baseert zijn vordering op artikel 7:658 BW. Dit artikel regelt de aansprakelijkheid van de werkgevers bij arbeidsongevallen. Lid 1 van dit artikel luidt:

De werkgever is verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt’

In lid 2 van hetzelfde artikel staat vervolgens:

‘De werkgever is jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de in lid 1 genoemde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer’

Voor de uitleg van de wettekst is het van belang om kennis te nemen van eerdere uitspraken van met name de Hoge Raad. Daaruit blijkt dat de werknemer de toedracht niet hoeft aan te tonen. De werknemer hoeft evenmin aan te tonen dat en hoe de werkgever is tekortgeschoten in zijn zorgplicht.  De werknemer hoeft alleen te stellen, en bij gemotiveerde betwisting te bewijzen, dat hij gewond raakte in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Slaagt de werknemer hierin? Dan verschuift de bewijslast naar de werkgever. De werkgever kan dan alleen aan aansprakelijkheid ontkomen indien hij stelt en zo nodig bewijst dat:

Ten aanzien van wat partijen moeten stellen en bewijzen is artikel 149 Rv ook van belang. Dit artikel bepaalt namelijk dat feiten die door de ene partij worden gesteld en door de wederpartij niet voldoende zijn betwist als vaststaand worden beschouwd.

Getuigenverklaringen

In deze zaak zijn er een aantal getuigen gehoord. Deze getuigen zijn de ex-collega’s van de betreffende werknemer. Een aantal van deze getuigen verklaart dat er wel op zaterdagen gewerkt werd. Voorts verklaren deze getuigen dat de werknemer letselschade opliep tijdens zijn werk. Zij verklaren dat zij toen ook aanwezig waren. Als aanvullend bewijs dient de geluidsopname van een gesprek tussen de werknemer en de wekgever. Hierin is te horen dat de werkgever een vergoeding van € 5.000,- aanbiedt voor de letselschade. Voorts overlegt de werknemer medische stukken, waaruit de letselschade blijkt. Hierin is vastgelegd dat de werknemer vanaf het begin vertelde dat hij op zijn werk letselschade opliep.

Sommige getuigenverklaringen staan lijnrecht tegenover elkaar. Een van de getuigen, tevens een ex-collega, verklaarde dat er nooit op zaterdagen werd gewerkt. Ook verklaarde deze getuige dat de betreffende werknemer nooit messen verwisselde. Het verwisselen van messen was, volgens deze getuige, het werk van een andere collega. Deze getuigenverklaring wordt op sommige onderdelen tegengesproken door de andere getuigen. Een van die getuigen verklaart dat hij op 13 juli 2013 zag dat de werkgever de werknemer die dag thuisbracht uit het ziekenhuis.

Uitspraak kantonrechter

In het tussenvonnis van 18 december 2019 oordeelde de kantonrechter dat het slachtoffer bewezen heeft dat hij letselschade opliep tijdens zijn werk. De kantonrechter is van oordeel dat de werkgever tekortschoot in zijn zorgplicht. Van opzet of bewuste roekeloosheid was volgens de kantonrechter geen sprake.

In het tussenvonnis van 29 januari 2020 heeft de kantonrechter tussentijds hoger beroep opengesteld tegen het tussenvonnis van 18 december 2019. De werkgever gaat vervolgens in hoger beroep. De werkgever vordert vernietiging van het vonnis van de kantonrechter van 18 december 2019.

Oordeel van het hof

In hoger beroep overweegt het hof dat het voor de hand ligt dat indien de werknemer een arbeidsongeval had bij het verrichten van visfileerwerkzaamheden, dat ongeval zich voordeed bij het bedrijf waar hij op dat moment in dienst was.

arbeidsongeval oordeel rechterOver de getuigenverklaringen die lijnrecht tegenover elkaar staan overweegt het hof dat twee van deze getuigen ook partij zijn in deze zaak. Deze twee getuigen weerspreken de stelling van de werknemer, maar hebben zelf een eigen belang bij hun verklaring. Bovendien bieden deze verklaringen geen antwoord op de wel relevante vraag waar de werknemer zijn letselschade dan opliep. Daarnaast zijn deze verklaringen vrijwel gelijkluidend en weinig gedetailleerd. Het hof hecht derhalve minder waarde aan deze twee verklaringen. Verder oordeelt het hof dat de suggestie dat het ongeval mogelijk bij een andere werkgever plaatsvond, niet bewezen is.

Ten aanzien van de geschonden zorgplicht is door de werknemer gesteld dat de werkgever geen instructies gaf. Ook is door de werknemer gesteld dat er geen veiligheidshandschoenen zijn verstrekt.  Deze feiten zijn niet voldoende betwist door de werkgever. Hierdoor komen deze feiten vast te staan. Het betoog van de werkgever dat het aan de werknemer is om aan te tonen dat de veiligheidspal ontbrak, is onjuist. Het hof oordeelt nadrukkelijk dat de stelplicht en bewijslast over de zorgplicht op de werkgever rusten. Ter onderbouwing van dit verweer dient de werkgever voldoende concrete gegevens aan te voeren. Als de werkgever dat doet, mag vervolgens van de werknemer worden verlangd dat hij zijn betwisting van dat verweer voldoende concreet motiveert.

Conclusie hof

Verder heeft de werkgever op geen enkele wijze duidelijk gemaakt waarom het mes ook zou zijn gevallen als er wel een veiligheidspal aanwezig zou zijn geweest. Bovendien heeft de werkgever ook op dit punt geen concreet bewijsaanbod gedaan.

Op basis van de verklaringen van de getuigen, de medische informatie en de  opname van het telefoongesprek tussen de werknemer en de werkgever heeft de werknemer aangetoond dat hij een arbeidsongeval had bij deze werkgever, waardoor letselschade is ontstaan. Daarom is de werkgever in beginsel aansprakelijk. Het hof geeft de werkgever nog de gelegenheid om tegenbewijs te leveren.

Waarom is deze uitspraak interessant

De stelplicht en bewijslast kan soms een lastige materie zijn. Bij arbeidsongevallen worden werknemers extra beschermd, doordat de werknemer de toedracht van het ongeval niet hoeft te bewijzen. Evenmin hoeft de werknemer te bewijzen dat en hoe de werkgever is tekortgeschoten. Dat betekent niet dat dit altijd makkelijke zaken zijn. De werknemer moet namelijk wel aantonen dat hij schade leed in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Dit kan lastig zijn als het ongeval niet door andere mensen is gezien. In deze zaak is het de werknemer wel gelukt doordat hij getuigen had en meteen na het ongeval naar het ziekenhuis werd gebracht. Indien hij geen getuigen had en niet meteen medische hulp had gezocht, dan had het hof anders geoordeeld.

Het is raadzaam om een arbeidsongeval onmiddellijk te melden bij de leidinggevende. In het kader van het te leveren bewijs, kan het ook handig zijn om dit bij de aanwezige collega’s te melden. Voorts is het raadzaam om meteen medische hulp te zoeken indien er sprake is van letsel.

Hebt u een vraag over een arbeidsongeval of over letselschade in het algemeen? Neem dan vrijblijvend contact met ons op.

Gepubliceerd op 14 mei 2021 door: mr. E.W. (Edwin) Bosch