In een uitspraak van 21 maart 2022 beslist een rechter uit Amsterdam dat het een feit van algemene bekendheid is dat een ladder die te schuin geplaatst is, beperkte weerstand heeft en dus gemakkelijk kan wegglijden. Is dit wel zo? Is dit een feit van algemene bekendheid?
Op 22 april 2019 huurt het slachtoffer (destijds 53 jaar) een vouwladder bij Boels. Een dag later plaatst hij de ladder tegen zijn woning om glaslatten te vervangen. Op enig moment schuift de ladder onderuit. Dit terwijl het slachtoffer op de ladder staat. Het slachtoffer komt ten val. De rechtervoet van het slachtoffer komt onder de ladder terecht. Het slachtoffer loopt diverse scheuren en breuken op.
Boels schakelt TOP expertise B.V. (hierna: “TOP”) in om een onderzoek te verrichten naar de oorzaak en omstandigheden van het ongeval. Op 23 juli 2019 maakt zij een rapport op. De ladder is op dat moment nog bij het slachtoffer aanwezig. Op aangeven van het slachtoffer zet men de ladder neer zoals deze voorafgaand aan het ongeval stond.
TOP rapporteert als dat de achtergevel 3,5 meter hoog is. de goot is 0,25m breed. Zij vernemen van het slachtoffer dat de ladder in eerste instantie 2,8m vanaf de achtergevel stond. Later verschuift het slachtoffer deze tot op een afstand van 2,45m. De hellingshoek is, volgens TOP in eerste instantie 54? en later 58?.
Ook rapporteert TOP over de opstelplaats van de ladder en de rubberen profielen aan de onderzijde van de ladder. Zo schrijft men dat de terrastegels niet vlak lagen en sprake is van hoogteverschillen. Bij inspectie van de rubberen profielen aan de onderzijde van de ladder constateert men dat een profilering waarneembaar is.
TOP concludeert dat men voor gebruik van ladders adviseert een hellingshoek aan te houden tussen de 68? en 75?. Toen de ladder onderuit schoof, had deze en hellingshoek van 58?. De laddervoet was 2,2m waar deze maximaal 1,4m moest zijn.
De hoofdoorzaak van het onderuit schuiven van de ladder is de te grote laddervoet. Deze had minimaal 80 cm dichterbij de geven moeten staan. Als bijkomende oorzaak wijzen zij het geringe, gladde contactoppervlak van de gewassen grindtegels en een onevenredige afdracht van de belasting aan.
TOP concludeert dat de ladder niet gebrekkig is. Het slachtoffer plaatste de ladder verkeerd.
Het slachtoffer schakelt iemand in om het rapport te bekijken. Deze persoon schrijft dat uit de detailopnamen blijkt dat de antislipvoetjes geen profilering meer hebben en glad zijn afgesleten.
De verhuurder bij Boels had dit eenvoudig kunnen zien. Hij – als ter zake kundige – had ze kunnen vervangen of een andere ladder kunnen meegeven.
Tot slot meldt hij dat niet uit de foto’s blijkt dat het terras hoogteverschillen kent.
Het slachtoffer verzoekt de rechtbank om voor recht te verklaren dat i) Boels volledig aansprakelijk is ii) dat Allianz (de verzekeraar van Boels) de schade volledig moet betalen en ii) Allianz de kosten voor het deelgeschil moet betalen.
Primair is Boels aansprakelijk op grond van 6:173 BW. Boels is bezitter van de ladder. De ladder voldeed niet aan de toepasselijke NEN 2484 norm. Immers, de laddervoeten waren gescheurd en versleten. Men mag verwachten dat een ladder niet wegschuift op het moment dat men deze gebruikt. De veiligheidsrubbers moeten voldoende grip bieden. Het wegschuiven van de ladder door onvoldoende grip vanwege de versleten veiligheidsrubbers levert een bijzonder gevaar op voor de persoon die de ladder gebruikt. Boels was bekend met dit gevaar. Dit gevaar heeft zich verwezenlijkt nu het slachtoffer viel.
Subsidiair is Boels tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst (6:74 BW) en meer subsidiair heeft Boels gevaarzettend gehandeld door een ondeugdelijke ladder te leveren (6:162 BW).
Ter zitting verklaart het slachtoffer dat het verzoek ziet op de vaststelling van zowel de aansprakelijkheid als het ontbreken van eigen schuld.
Boels betwist dat de ladder gebrekkig was. Ook betwist Boels dat sprake is van een causaal verband tussen de normschending en het uitglijden van de ladder. Meer subsidiair stelt Boels dat sprake is van eigen schuld. Immers, de oorzaak van het onderuit schuiven van de ladder is niet (het ontbreken van) de profilering van de laddervoeten maar de wijze waarop het slachtoffer de ladder neerzette.
Ter zitting overlegt Boels een foto van de zijkant van de ladder. Op de foto is te zien dat de ladder is voorzien van een sticker met ‘NEN 2484’. Boels betwist niet dat deze norm van toepassing is. De rechtbank gaat hier dan ook vanuit.
De NEN 2484 bepaalt dat laddervoeten niet gescheurd of versleten mogen zijn. De laddervoet is versleten als er minder dan 1mm profiel op zit.
Op de foto’s in het rapport van TOP is te zien dat er scheurtjes in de laddervoeten zitten. Ook zijn de laddervoeten (in elk geval) aan de zijkant afgesleten.
Partijen hebben beide een andere uitleg over de dikte van het profiel van de laddervoet. Dit kan in het midden blijven volgens de rechtbank. Immers, vanwege de aanwezige scheurtjes in de laddervoet, voldoet deze niet aan de NEN norm. De ladder is dus gebrekkig.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het causaal verband uit van hetgeen in het rapport van TOP staat. Dit nu het slachtoffer aangaf hoe de ladder stond en nu TOP in haar beoordeling een marge aanhield. TOP concludeert dat de te schuine hellingshoek van de ladder de hoofdoorzaak is van het onderuit schuiven van de ladder. Als bijkomende oorzaken noemt TOP het geringe, gladde contactoppervlak van de gewassen grindtegels en de onvlakke ondergrond. De gebrekkige laddervoet noemt TOP niet als bijkomende oorzaak.
Het slachtoffer doet een beroep in dit kader een beroep op de omkeringsregel. TOP toetste laddervoeten niet aan de toepasselijke norm en zich niet uitliet over de scheurtjes in de laddervoeten. Wel gaf TOP een waardeoordeel dat de ladder niet gebrekkig was. Nu TOP ten onrechte de ladder als niet gebrekkig aanmerkte, kan de rechtbank niet zonder meer concluderen dat de laddervoeten geen enkele relevante, causale bijdragen leverde aan het ontstaan van het ongeval. Temeer nu TOP niet uitlegde waarom het ontbreken van profiel aan de zijkant van de laddervoet in het geheel niet relevant was. Immers, juist voor een glad contactoppervlak is profilering van belang.
De rechtbank concludeert dat er een causaal verband is tussen het gebrek en de schade. Boels is aansprakelijk.
De rechtbank oordeelt dat het slachtoffer zich anders gedroeg dan een redelijk mens onder de gegeven omstandigheden zou doen. Immers, hij plaatste de ladder in een te schuine positie. Het is, volgens de rechtbank, een feit van algemene bekendheid dat een te schuin geplaatste ladder beperkte weerstand heeft en dus gemakkelijk kan weggelijden. Dit had het slachtoffer moeten weten, ongeacht of Boels het slachtoffer hierop wees. Het slachtoffer had het wegglijden van de ladder gemakkelijk kunnen voorkomen.
Uit de rapporten kan men niet afleiden in welke mate partijen causaal hebben bijgedragen aan het ongeval. Het rapport van TOP wordt weersproken, maar men bespreekt niet of een relatie bestaat tussen de laddervoeten en het ontstaan van het ongeval en zo ja, welke. Men bestrijdt ook niet dat de hoofdoorzaak van het ongeval de te schuine hellingshoek van de ladder is.
De rechtbank oordeelt dat een deskundige meer duidelijkheid kan brengen. Dit is echter niet in belang van partijen nu niet is gevraagd om een ander onderzoek. Ook wensen partijen snel duidelijkheid. De rechtbank maakt, aan de hand van de beschikbare informatie een afweging. Zij oordeelt dat sprake is van 75% eigen schuld aan de zijde van het slachtoffer nu in de aard en de ernst van de wederzijdse fouten geen aanleiding tot bijstelling ten nadele van Boels in het kader van de billijkheidscorrectie bestaat.
Er vallen een aantal dingen op. Op de eerste plaats valt op dat de rechtbank concludeert dat sprake is van een feit van algemene bekendheid dat een te schuin geplaatste ladder snel wegglijdt. Is dit wel zo? Immers, wat voor de ene persoon een feit van algemene bekendheid is, hoeft dat voor een ander niet te zijn. En als het al een feit van algemene bekendheid is, wanneer is een ladder te schuin geplaatst? Hoe had het slachtoffer dit moeten weten? Waarom ligt het niet op de weg om van een professionele partij (Boels) die verzekerd is tegen dergelijke ongevallen (bij Allianz) dit bij het huren van een ladder te melden? Het had op de weg van de rechtbank gelegen om hier meer handen en voeten aan te geven. Dit is niet gebeurd.
Op de tweede plaats valt op dat uit de reactie op het rapport van TOP niet blijkt dat men bestrijdt dat de hoofdoorzaak van het ongeval de te schuine hellingshoek van de ladder is. Niet duidelijk is waarom dit niet is gebeurd. Uit de uitspraak blijkt niet of hier op zitting naar is gevraagd en zo ja, welk antwoord is gegeven op deze vragen.
Op de derde plaats valt op dat de rechtbank in het geheel geen tekst en uitleg geeft hoe zij tot de conclusie komt dat slechts 25% van de schade van het slachtoffer wordt vergoed. De rechtbank maakt, blijkens de uitspraak, wel een afwezig maar welke dat is, is niet duidelijk. Het lijkt erop dat de rechtbank, in haar gedachtegang, voorbij gaat aan het feit dat sprake is van een (onverzekerde) particulier tegenover een verzekerde professional. Ook lijkt de aard en ernst van het letsel niet meegenomen te worden in de overweging. Dit had mijns inzien wel gemoeten. Een gemiste kans.
Hebt u vragen over arbeidsongevallen en letsel of zoekt u een gedreven letselschadeadvocaat? Neem dan geheel vrijblijvend contact met ons op!