Eigen schuld na tussenbeide komen bij handgemeen

Geplaatst op 16 juni 2022 door mr. E.W. (Edwin) Bosch

Op 13 mei 2022 oordeelde rechtbank Rotterdam over de vraag of iemand die bij een woordenwisseling tussen beiden kwam, en daardoor letsel opliep, eigen schuld had. In deze blog bespreek ik eerst de stellingen van partijen, daarna bespreek ik het vonnis van de rechter. Ik eindig met enkele opmerkingen naar aanleiding van dit vonnis.

Waar draaide deze zaak om?

Standpunt eiser

Partijen zijn aanwezig bij een bijeenkomst van een beleggersclub. Na afloop van de bijeenkomst ontstaat er een woordenwisseling Eigen schuld bij letseltussen twee leden, waaronder gedaagde. De woordenwisseling leidt tot een handgemeen, waarna eiser tussen beiden komt. Eiser drukt gedaagde (volgens hem op sussende wijze) naar beneden, door hem bij zijn kraag vast te pakken. Eiser wordt vervolgens door gedaagde tegen zijn linkerschouder geduwd. Hierdoor raakt diens schouder uit de kom. Eiser stelt gedaagde aansprakelijk voor zijn letselschade.

Standpunt gedaagde

Gedaagde erkent dat hij eiser een duw heeft gegeven. Hij stelt echter dat eiser eigen schuld heeft aan het ontstaan van het letsel. Gedaagde stelt dat hij eerst door eiser op de grond is geduwd. Daarbij is hij met zijn hoofd tegen de deurpost gevallen. Uit schrik en/of zelfverdediging heeft hij vervolgens eiser een duw teruggegeven.

Hoe oordeelde de rechter in deze zaak?

De rechter oordeelt dat gedaagde in beginsel inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van eiser, dit door hem een schouderduw te hebben geven. Die gedraging is onrechtmatig, zo volgt uit art. 6:162 BW.

Voorshands bewezen…

De rechter overweegt vervolgens dat het aan gedaagde is om feiten en omstandigheden te stellen – en zo nodig te bewijzen – waaruit blijkt dat eiser eigen schuld heeft aan het ontstaan van zijn letselschade. Gedaagde heeft het medisch dossier van zijn huisarts in het geding gebracht. Uit het huisartsendossier blijkt dat gedaagde na de valpartij contact heeft opgenomen met zijn huisarts. Bij dit contact klaagde gedaagde over pijn aan zijn hoofd. Bovendien had hij last van wazig zicht. De rechter leidt hieruit af dat gedaagde letsel heeft opgelopen bij het – door eiser – naar beneden worden gedrukt. Daarom acht de rechter het aannemelijk dat het schouderletsel van eiser mede is ontstaan door een gedraging van gedaagde: namelijk het naar beneden drukken van eiser. De aanwezigheid van eigen schuld aan de zijde van eiser wordt hierdoor voorhands bewezen geacht door de rechter.

ruzie

… behoudens tegenbewijs

Wel laat de rechter eiser toe tot het leveren van tegenbewijs. Eiser zal feiten en omstandigheden moeten aandragen die de voorhands bewezen stelling van gedaagde ontzenuwen. Indien eiser hierin slaagt, zal het beroep op eigen schuld alsnog door de rechter worden verworpen. Slaagt eiser hier niet in, dan slaagt het beroep op eigen schuld. In dat geval zal de rechter de vordering van eiser (gedeeltelijk) afwijzen.

Waarom is deze uitspraak bijzonder?

Deze uitspraak is om meer dan een reden interessant. Op de eerste plaats laat dit vonnis zien dat het tussenbeide komen bij een woordenwisseling c.q. handgemeen niet (altijd) zonder gevolgen is. Eiser loopt door het tussenbeide komen letsel op en, als hij het tegenbewijs niet kan leveren, dan blijft een deel van deze schade voor zijn eigen rekening.

Op de tweede plaats is het opmerkelijk dat gedaagde meteen een eigen schuldverweer (art. 6:101 BW) voert. Daarmee erkent hij in feite aansprakelijkheid. Aan de vraag of er sprake is van eigen schuld komt men immers pas toe als er aansprakelijkheid is. Alleen dan rust er immers op de gedaagde een schadevergoedingsplicht, die over partijen verdeeld kan worden. Gedaagde had er ook voor kunnen kiezen om de onrechtmatigheid van zijn handelen te betwisten. Dit door een beroep te doen op zelfverdediging. Zou dat verweer slagen, dan is gedaagde niet aansprakelijk. In dat geval hoeft hij in het geheel geen schadevergoeding te betalen. Gedaagde heeft overigens wel aangevoerd dat er sprake was van schrik en/of zelfverdediging, maar heeft kennelijk (gelet op het vonnis) onvoldoende duidelijk gemaakt dat hij daarmee de aansprakelijkheid bestreed en niet alleen zijn eigen schuldverweer onderbouwde.

Op de derde plaats is het bijzonder dat de rechter hier voorshands aanneemt dat de lezing van gedaagde juist is. De hoofdregel in het bewijsrecht is namelijk dat degene die feiten stelt en daaraan rechtsgevolgen verbindt, de bewijslast draagt van die gestelde feiten. Een eigen schuldverweer is een bevrijdend verweer, zodat gedaagde hier normaal de bewijslast draagt. De rechter kan echter op basis van de aanwezige feiten en omstandigheden voorhands bewezen achten dat er sprake is van eigen schuld aan de zijde van de eiser. In dat geval is het aan eiser om dit vermoeden te ontzenuwen.

Aangezien het alleen om een bewijsvermoeden gaat hoeft de eiser niet het tegendeelbewijs te leveren. Dat wil zeggen aantonen dat hetgeen gedaagde stelt niet juist is. Hij kan volstaan met tegenbewijs. Daaraan is al voldaan als hij het bewijsvermoeden heeft ontzenuwd. De bewijslat ligt in het laatste geval aanmerkelijk lager. Afhankelijk van de vraag of eiser het bewijsvermoeden kan ontzenuwen zal de vordering al dan niet geheel of gedeeltelijk worden toegewezen.

Vragen?

Hebt u vragen over de vergoeding van letselschade c.q. eigen schuld bij letselschade of zoekt u een gedreven letselschadeadvocaat? Neem dan geheel vrijblijvend contact met ons op!

Gepubliceerd op 16 juni 2022 door: mr. E.W. (Edwin) Bosch