Eigen schuld?

Geplaatst op 30 november 2022 door mr. A.J. (Anouk) Korff

In een uitspraak van 9 november 2022 beslist de deelgeschilrechter over de vraag of er sprake is van eigen schuld en zo ja, of het beroep hierop tijdig is.

Waar draaide deze zaak om?

Op 21 mei 2018 raakt verzoeker, als voetganger, betrokken bij een verkeersongeval. Zijn (destijds) partner veroorzaakte het ongeval. Kort voor het ongeval was sprake van een ruzie. Ook was alcohol in het spel.

Als gevolg van het ongeval loopt verzoeker ernstig letsel op. Er was sprake van verschillende botbreuken, schaaf- en snijwonden aan hoofd en gezicht, longkneuzingen en zware kneuzingen aan nek, armen, rug, ribben, heup en linkerbeen.

In juni 2018 stelt verzoeker Allianz aansprakelijk. Allianz neemt de zaak in december 2018, zo’n half jaar later, in behandeling. De schaderegeling wordt ter hand genomen en eind 2020 vraagt verzoeker een nader voorschot. Ook vraagt hij overleg over zijn re-integratie. Op dat moment stagneert de schadeafwikkeling.

in februari 2021 laat Allianz in een telefoongesprek weten zich te beraden over de aansprakelijkheid en eigen schuld. Per brief van 17 februari 2021 zet Allianz uiteen op grond waarvan zij meent dat sprake is van (twee derde deel) eigen schuld. Voor een nader voorschot is geen aanleiding.

Verzoeker laat weten dat Allianz dit standpunt veel te laat inneemt, dat dit zich niet verdraagt met de Gedragscode Behandeling Letselschade (hierna: “GBL”) en dat ook geen sprake is van eigen schuld.

Partijen treden in overleg over de eigen schuld. Verzoeker doet een voorstel om een causale verdeling aan te houden van 80%-20%. Hierbij zou verzoeker 20% eigen schuld hebben. Allianz reageert hier niet op.

In april 2022 doet verzoeker nog een uiterste poging om er met Allianz uit te komen. Allianz blijft bij het standpunt dat sprake is van 50% eigen schuld. Hierop reageert verzoeker afwijzend en vraagt om een voorschot. Allianz reageert niet meer. Reden voor verzoeker om een deelgeschil te starten.

Het deelgeschil

Verzoeker verzoekt de rechtbank drie dingen:

  1. Een verklaring voor recht dat op basis van de toedracht en overige omstandigheden geen eigen schuld is in de zin van artikel 6:101 BW;
  2. Allianz te veroordelen tot betaling van een nader voorschot van € 52.829,70;
  3. Allianz te veroordelen in de kosten van de procedure inclusief griffierecht.

Allianz voert verweer. Het verweer valt in twee punten uiteen.

Op de eerste plaats stelt Allianz dat de zaak zich niet leent voor een deelgeschil. Er is namelijk bewijslevering nodig om de toedracht en de schade vast te stellen. Dit kan niet in deelgeschil. Ook zou het deelgeschil niet bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.

Allianz is niet te laat met een beroep op eigen schuld

Op de tweede plaats stelt Allianz dat zij niet te laat is met het beroep op eigen schuld. Het is weliswaar later dan gebruikelijk en wenselijk, maar dat is goed te verklaren. Bij het erkennen van aansprakelijkheid is een voorbehoud gemaakt. Dit voorbehoud kon men inroepen mocht zich nieuwe informatie voordoen. Daarnaast beschikte Allianz niet over de camerabeelden, de lezing van verzoeker en het proces-verbaal. Hierdoor kon Allianz, zo stelt zij, lange tijd geen definitief standpunt innemen. Tot slot werd pas op een veel later moment duidelijk dat verzoeker ook alcohol had gedronken. Dat was voor Allianz aanleiding om een beroep op eigen schuld te doen. De camerabeelden die Allianz uiteindelijk had gezien, bevestigde voor haar dat zij terecht een beroep op eigen schuld deed.

Het oordeel van de rechtbank

De zaak leent zich wel voor een deelgeschil

De rechtbank gaat niet mee met het verweer van Allianz. Het verzoek van verzoeker kan men wel in een deelgeschil behandelen. Als voor de beoordeling daarvan nadere bewijslevering nodig is, betekent dat volgens de rechtbank niet dat de zaak niet geschikt is om als deelgeschil te worden behandeld. Het is dan een reden om het verzoek af te wijzen.

Dat de uitspraak van de rechter niet zou kunnen bijdragen aan het bereiken van een vaststellingsovereenkomst, betekent ook niet dat de zaak niet als deelgeschil kan worden behandeld. Immers, als de rechter een oordeel kan geven over de mate van aansprakelijkheid, en eventueel ook een nader voorschot, kan dat de impasse die tussen partijen is ontstaan doorbreken. Dan kunnen de onderhandelingen in principe weer worden voorgezet.

Het eerste verweer van Allianz slaagt dan ook niet.

Allianz is te laat met het beroep op eigen schuld

De rechtbank stelt vast dat Allianz is gebonden aan de GBL. De GBL bevat voor verzekeraars gelende gedragsnormen. Gedragsregel 3 en 4 komen in deze zaak vooral betekenis toe. In artikel 3 staat:

“De verzekeraar handelt alert en zorgvuldig door het onderzoek naar de aansprakelijkheid bij haar verzekerde direct na de aansprakelijkstelling te starten.”

In artikel 4:

“Binnen drie maanden na ontvangst van de aansprakelijkstelling neemt de verzekeraar een onderbouwd standpunt over aansprakelijkheid in.”

Dat is niet gebeurd. Allianz beschikte medio november 2018 al over delen van het proces-verbaal. Vanaf het moment van behandeling op 12 december 2018 – hetgeen al rijkelijk laat is – had Allianz voldoende gelegenheid om desgewenst aanvullende informatie te achterhalen. Dat het erg lang duurde voor deze informatie op tafel kwam, is (mede) toe te schrijven aan de advocaat van de verzekerde van Allianz. Dat kan men niet aan verzoeker tegenwerpen. Ook had Allianz bij verzoeker het een en ander kunnen navragen en had zij een getuige kunnen benaderen. Dat deed Allianz niet.

Allianz handelt dus in strijd met de GBL. Immers, meer dan twee jaar(!) na het in behandeling nemen van de zaak komt Allianz terug op de aansprakelijkheidsvraag.

Is de GBL bindend recht?

De rechtbank merkt hierover nog op dat zij ermee bekend is dat de GBL geen recht is in de zin van artikel 79 RO. Echter, de GBL (is op dit onderdeel) wel materieel bindende regelgeving. Dat betekent dat het gedrag of nalaten van Allianz als rechtsverwerking aangemerkt moet worden. Hiervoor geeft de rechtbank drie redenen. De eerste reden is dat Allianz naliet tijdig onderzoek te doen. De tweede reden is dat het gehanteerde voorbehoud onvoldoende specifiek is en de derde reden is dat Allianz, door ongeclausuleerd te bevoorschotten wekte bij verzoeker het vertrouwen dat de aansprakelijkheidsvraag een gepasseerd station was.

De rechtbank oordeelt dan ook dat het Allianz begin 2021 niet meer vrij stond een beroep op eigen schuld te doen.

Ten overvloede: geen eigen schuld

De rechtbank gaat ook nog in op het verweer dat sprake is van eigen schuld.

Uit de beschikbare informatie volgt, aldus de rechtbank, dat de verzekerde van Allianz voorafgaand aan het ongeval verzoeker waarnam. Zij verminderde geen snelheid. Ook remde zij niet. Sterker nog, zij gaf gas. Ook was zij onder invloed van alcohol. Zo blies zij, meer dan een uur na het ongeval, circa 2,5 keer de maximaal toegestane hoeveelheid alcohol. De verzekerde van Allianz maakte zeer ernstige verkeersovertredingen. Deze droegen bij aan het ontstaan van het ongeval.

Daar tegenover staat dat verzoeker voorrang had moeten geven voordat hij de straat op liep. Ook hij had alcohol op.

Wanneer de wederzijds gemaakte fouten worden afgewogen, moet de schade van verzoeker voor 90% worden vergoed. De overige 10% komt voor zijn eigen rekening.

De billijkheidscorrectie

Vervolgens kijkt de rechtbank naar de billijkheidscorrectie. De rechtbank houdt rekening met de ernst en de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van het geval. Er wordt gekeken naar de ernst van het letsel en het al dan niet verzekerd zijn van het de eigenaar/bestuurder van het voertuig.

De rechtbank ziet aanleiding voor correctie. Op de eerste plaats komt dit door hetgeen zich voorafgaand aan het ongeval afspeelde. Partijen waren namelijk, na een etentje, onderweg naar huis. In de auto ontstond een ruzie. Verzoeker is uit de auto gezet. Kort daarna kwam hij erachter dat hij zijn sleutels, portemonnee en telefoon miste. Die lagen nog in de auto. Partijen spraken af dat de spullen zouden worden afgegeven. Deze ontmoeting liep weer op een ruzie uit. Verzoeker liep zonder spullen naar huis.

Vlakbij huis zag verzoeker de verzekerde van Allianz aan komen rijden. Verzoeker zwaaide met zijn armen en zette enkele stappen op de weg. Hij veronderstelde dat zijn spullen alsnog afgegeven zouden worden. Verzoeker hoefde er, vanzelfsprekend, geen rekening mee te houden dan zijn partner op hem in kwam rijden. Dat maakt een correctie op zijn plaats.

Ook het letsel van verzoeker maakt dat een correctie op zijn plaats is en het feit dat de verzekerde van Allianz als verkeersdeelnemer onder invloed een verkeersongeval heeft veroorzaakt met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg, maakt dat een correctie op zijn plaats is.

Het standpunt van Allianz dat slechts 50% van de schade vergoed moet worden, komt de rechtbank voor als een standpunt dat tegen beter weten in wordt ingenomen.

Verzoeker krijgt zijn gehele schade vergoed.

De rechtbank gaat ook in op een nader voorschot. De rechtbank wijst af nu het verzoek onvoldoende is onderbouwd.

 Wat leert deze uitspraak ons?

Op het moment dat een verzekeraar zich op eigen schuld beroept, zal deze verzekeraar dat wel op het juiste moment moeten doen en ook met de juiste redenen. Het is aan de verzekeraar om een actieve houding aan te nemen om alle feiten boven tafel te krijgen zodat een standpunt kan worden ingenomen.

Wijzigt het standpunt op een later moment, dan moet dat wel heel goed worden onderbouwd en zal de verzekeraar bij de bevoorschotten hier ook op moeten anticiperen. Daarbij komt dat zij zich er ook van moeten vergewissen dat standpunten die tegen beter weten in worden ingenomen, worden afgestraft door de rechter.

Heeft u nog vragen over letselzaken of zoekt u een gedreven letselschadeadvocaat? Neem gerust contact met ons op.

Gepubliceerd op 30 november 2022 door: mr. A.J. (Anouk) Korff