Onzorgvuldige schade-afhandeling: € 10.000 smartengeld

Geplaatst op 25 januari 2019 door mr. A.J. (Anouk) Korff

In de meeste letselschadeprocedures staan de aard, ernst en omvang van het letsel centraal. Wanneer hier duidelijkheid over is kan de schade van het slachtoffer worden begroot. Maar wat als de verzekeraar bij de schadeafwikkeling onzorgvuldig handelt? Wat als de (psychische) schade door dat onzorgvuldig handelen groter wordt. Is de schade die door die onzorgvuldige schade-afhandeling (waardoor secundaire victimisatie) ontstaat ook vorderbaar? Die vraag lag (onder meer) voor in de navolgende zaak.

Waar ging het om in deze zaak?

botsing letselschadeOp 28 juni 1999 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden. Een verzekerde van Aegon reed met de door hem bestuurde auto achterop een auto waarin drie personen zaten: een man, zijn vrouw en moeder. Door deze botsing hebben zowel de man als de vrouw letsel opgelopen. De man ontwikkelde whiplashachtige klachten.

In december 1999 wendt het echtpaar zich tot een advocaat. In eerste instantie wordt Aegon enkel aansprakelijk gesteld voor de schade die door de vrouw wordt geleden en zij nog zal lijden. De aansprakelijkheid wordt door Aegon erkend en de schaderegeling wordt ter hand genomen. De schade van de vrouw wordt in 2005 middels een vaststellingsovereenkomst geregeld.

Omdat de klachten die de man als het gevolg van het ongeval heeft gelden toenamen, wordt Aegon in 2002 ook aansprakelijk gesteld voor de door de man geleden en nog te lijden schade. Ook voor deze schade erkent Aegon de aansprakelijkheid. Ook deze schaderegeling wordt ter hand genomen. Helaas gaat het behandelen van de schade van de man niet voortvarend. Reden waarom het slachtoffer zich tot de rechter wendt en – onder andere – een schadevergoeding vordert vanwege het feit dat hij door de wijze waarop de zaak door Aegon – en later door de Cunningham Lindsey (nu: Sedgwick, de schaderegelaar die door Aegon is ingeschakeld) is behandeld het slachtoffer is geworden van secundaire victimisatie (ook wel aan te duiden als onrechtmatige schadeafwikkeling; verergering van het door het ongeval veroorzaakte leed of schade, ontstaan door het langlopen van de zaak en door het handelen of nalaten toe te rekenen aan de verzekeraar).

De procedure

Het slachtoffer wendt zich tot de rechtbank Gelderland en vordert, onder andere, een bedrag ad € 85.000,00 aan smartengeld als gevolg van onzorgvuldige schade-afhandeling . Het slachtoffer legt hieraan ten grondslag de lange looptijd van de letselschade, het achterblijven van de bevoorschotting en de onheuse bejegeningen door Aegon.

De rechtbank gaat helaas niet mee in de zienswijze van het slachtoffer en wijst in haar vonnis van 5 augustus 2015 dit deel van de vordering af. Het slachtoffer is het hier niet mee eens en gaat in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Onzorgvuldige schade-afhandeling?

Het gerechtshof laat een drietal aspecten meewegen in zijn oordeel of er sprake is van onzorgvuldige schade-afhandeling. Dit betreft de gevoerde correspondentie, de discussie omtrent het benoemen van deskundigen en het plotseling wijzigen van een koers in het dossier.

Gevoerde correspondentie

Allereerst bespreekt het Gerechtshof de correspondentie die tussen partijen is gevoerd. Uit deze correspondentie rijst, aldus het Gerechtshof, een beeld op van een bijzonder stroperig letselschadedossier. Een dergelijke trage afhandeling door verzekeraars was echter niet ongebruikelijk in zaken in de periode tot 2006. In dat jaar heeft, de letselschadebranche gezamenlijk de verantwoordelijkheid genomen om letselschadezaken sneller af te laten handelen door het opstellen van de eerste Gedragscode Behandeling Letselschade (GBL). Daarin zijn twintig beginselen opgenomen die moeten leiden tot een voortvarend(er) afwikkeling van letselschadezaken.

Daarbij komt dat het in het nadeel van het slachtoffer werkt dat hij pas drie jaar na het ongeval Aegon aansprakelijk heeft gesteld voor de door hem geleden en nog te lijden schade. Hierdoor is bij Aegon de twijfel gevoed over het causaal verband tussen de klachten van het slachtoffer en het ongeval. Verder blijkt uit de correspondentie dat de schadeafhandeling door de opvolgend advocaten van het slachtoffer niet steeds voortvarend is geweest, hetgeen niet aan Aegon is tegen te werpen. Zodat er op dat punt geen sprake was van een onzorgvuldige schade-afhandeling.

Discussie omtrent het benoemen van deskundigen

Vrouwe justitiaOm het letsel, de klachten en beperkingen in kaart te kunnen brengen, hebben partijen een neuroloog en een arbeidsdeskundige ingeschakeld. Het benomen van deze deskundigen heeft voor slepende discussies gezorgd. Het gerechtshof is echter van mening dat dit helaas niet ongebruikelijk is in letselschadezaken. Zeker indien sprake is van een postwhiplassyndroom, waar het in deze zaak om gaat.  Het hof oordeelt dat het voeren van de slepende discussies niet Aegon tegen te werpen is, zodat er op dat punt geen sprake was van een onzorgvuldige schade-afhandeling.

Koerswijziging

Hetgeen Aegon wel tegen te werpen is, is de plotselinge koerswijziging. Die wijziging lijkt te zijn ingezet met de komst van een nieuwe schadebehandelaar bij Cunningham Lindsey (nu Segdwick). Door Aegon is Cunningham Lindsey ingeschakeld om de schadebehandeling over te nemen.

onzorgvuldige schade-afhandeling Vanaf half 2006 is gediscussieerd over de persoon van een arbeidsdeskundige. Vervolgens neemt de schaderegelaar in een brief van 21 augustus 2007 ineens het standpunt in dat voor de inschakeling van een dergelijke deskundige een beperkingenprofiel onmisbaar is. Die eis was in de daaraan voorafgaande correspondentie (zo’n zes brieven gedurende een jaar) niet gesteld. Voor het opstelling van een beperkingenprofiel dient een verzekeringsarts te worden ingeschakeld. Door het slachtoffer is in hoger beroep aangevoerd dat Aegon heeft geweigerd een verzekeringsarts in te schakelen. Dat terwijl dit een gebruikelijke oplossing is in dit soort zaken. Aegon verklaard niet waarom niet eerder een verzekeringsarts is ingeschakeld.

Voorts trekt Cunningham Lindsey de medische causaliteit in twijfel . Dit op basis van een door Aegon ingeschakelde medisch adviseur, die de diagnose onvoldoende onderbouwd acht. Dit is vreemd, daar dezelfde medisch adviseur in 2005 de diagnose wel voldoende onderbouwd achtte.

Het oordeel van de rechter

Het gerechtshof beslist dan ook als volgt:

Deze koerswijzigingen hebben de toch al niet voortvarend gevoerde onderhandelingen nog verder vertraagd en gecompliceerd. Begrijpelijk en aannemelijk is dat [appellant] hierdoor niet alleen gefrustreerd is geraakt, maar dat zijn psychische toestand, die toch al fragiel was (waarmee Aegon in elk geval al sinds de opname van 2005/2006 bekend was), daardoor is verslechterd.

Daarbij komt dat pas in 2006 het eerste (zeer beperkte) voorschot van € 7.500,- is betaald. Dit nadat daar meerdere malen om was gevraagd. Verdere bevoorschotting kwam pas in mei 2010 (meer dan 10 jaar na het ongeval) op gang.

Gelet op al deze feiten en omstandigheden acht het hof de wijze van behandeling van dit dossier door Aegon, onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig jegens [appellant]. Het hof acht het aannemelijk dat [appellant] door deze onzorgvuldige (en trage) wijze van behandeling immateriële schade heeft opgelopen (naast de door hem opgelopen schade door het ongeval) en begroot deze schade naar redelijkheid en billijkheid op € 10.000,00.

Waarom is deze uitspraak zo bijzonder?

Rechters wijzen niet vaak een (extra) bedrag aan smartengeld toe wegens onzorgvuldige schade-afhandeling (secundaire victimisatie). Dat dit in deze zaak wel gebeurt is bijzonder. Opgemerkt zij dat, voor het toewijzen van een dergelijk bedrag, naar alle omstandigheden van het geval gekeken dient te worden.

Hebt u vragen over het verhalen van letselschade? Of wilt u weten of ook u recht hebt op smartengeld? Neem dan geheel vrijblijvend contact met ons op!

Gepubliceerd op 25 januari 2019 door: mr. A.J. (Anouk) Korff