Paard schrikt van hond, krijgt ruiter letselschade vergoed?

Geplaatst op 18 juni 2025 door mr. C.E.M. (Chanou) Timmer

Een ontspannen buitenrit te paard eindigt abrupt wanneer een loslopende hond op het paard afstormt. Het paard schrikt, de ruiter valt en raakt gewond. In een recente uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland staat de vraag centraal wie de schade moet vergoeden voor de ontstane letselschade: de bezitter van de hond of – in ieder geval deels – de ruiter zelf?

Wat gebeurde er?

De ruiter reed samen met een vriendin een buitenrit te paard. Tijdens de rit kwam een loslopende hond op het paard afgerend. Het paard schrok, maakte een abrupte beweging en de ruiter viel van het zadel. Ze liep daarbij een gebroken ruggenwervel en een hersenschudding op. De hond werd zonder riem uitgelaten door een bekende van de hondenbezitter.

De ruiter stelde de hondenbezitter aansprakelijk voor haar schade. De verzekeraar van de hondenbezitter erkende de aansprakelijkheid, maar voerde aan dat er sprake was van eigen schuld 50% aan de zijde van de ruiter. Omdat partijen er onderling niet uitkwamen, werd de zaak aan de rechter voorgelegd in een deelgeschilprocedure.

Juridisch kader

In deze zaak spelen twee bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek (BW) een centrale rol:

Allereerst is dat artikel 6:179 van het BW. Dit artikel ziet op de kwalitatieve aansprakelijkheid voor dieren. Een bezitter van een dier is aansprakelijk voor schade veroorzaakt door een eigen gedraging van het dier. Dit tenzij de aansprakelijkheid ontbreekt als de bezitter de gedraging van het dier wel in zijn macht zou hebben gehad. Deze zogenaamde risicoaansprakelijkheid rust op het idee dat dieren onberekenbaar gedrag kunnen vertonen. De wet legt dat risico – en de gevolgen daarvan – bij de bezitter van het dier neer.

Op de tweede plaats is dat artikel 6:101 BW. Dit artikel bepaalt dat wanneer een benadeelde zelf een eigen bijdrage heeft in het ontstaan van de schade, de schadevergoedingsplicht kan worden verminderd in evenredigheid met de mate van eigen schuld. Daarbij hangt het ervan af of en in hoeverre een benadeelde zelf heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schade.

Wanneer sprake is van eigen schuld, kan de rechter aanleiding zien de verdeling anders te wegen. Dit gebeurt op grond van de billijkheidscorrectie, waarbij de rechter kijkt naar bijvoorbeeld de ernst van de fout of de gevolgen voor het slachtoffer. Deze omstandigheden kunnen een andere verdeling rechtvaardigen.

Wat werd er aangevoerd?

Partijen zijn het met elkaar eens dat de hondenbezitter aansprakelijk is op grond van artikel 6:179 BW. Baloise erkende, namens de hondenbezitter, de aansprakelijkheid.

Baloise stelt zich echter op het standpunt dat de ruiter een eigen bijdrage heeft aan het ontstaan van het ongeval, omdat van een ervaren ruiter als verzoekster, verwacht mag worden dat zij bekend is met het feit dat paarden onberekenbaar gedrag kunnen vertonen, zeker bij het maken van een buitenrit in een hondenlosloopgebied. Zij meent dat sprake is van 50% eigen schuld bij verzoekster.

Verzoekster daarentegen stelt dat er geen sprake van geen eigen schuld is. Een beroep op eigen schuld is niet gerechtvaardigd, alleen maar omdat zij op een paard reed. Indien zij wel eigen schuld heeft, zou dit een veel lager percentage moeten zijn dan 50%.

Hoe oordeelt de rechter?

De rechtbank ziet aan de kant van de ruiter enkele omstandigheden die tot een zekere mate van eigen schuld leiden – maar benadrukt dat deze beperkt zijn.

De rechtbank overweegt dat paardrijden nu eenmaal risico’s met zich brengt dat een paard kan schrikken onverwacht en reageert. Ook reed de ruiter in of langs een losloopgebied. Juist in deze gebieden is de kans op een onverwachte reactie groter. Die omstandigheden liggen in de risicosfeer van de ruiter.

Toch oordeelt de rechter dat de ruiter verder juist zorgvuldig handelde. Ze probeerde haar paard te kalmeren door het richting de hond te draaien en voorkwam daarmee mogelijk gevaar voor anderen. Het verwijt dat zij had moeten afstijgen wordt verworpen: gezien de onrust was dat niet veilig of realistisch.

De oorzaak van het incident ligt volgens de rechtbank grotendeels bij de hond en zijn bezitter. De hond rende blaffend en opdringerig op de paarden af, zonder dat hij onder controle stond. De uitlater was niet in staat in te grijpen – een risico dat voor rekening van de bezitter komt, ook al liet iemand anders de hond uit.

De situatie was uitzonderlijk en ging verder dan een normale interactie tussen hond en paard. Daarom wijst de rechter een verdeling van 50/50 van de hand. De rechtbank weegt deze omstandigheden tegen elkaar af en komt uit op een percentage eigen schuld van 20%.

De rechtbank meent dat de billijkheid een andere verdeling eist dan de causale verdeling van 80% – 20%, zoals eerder vastgesteld. De aard van het letsel – een gebroken ruggenwervel en een zware hersenschudding – en het feit dat de hondenbezitter verzekerd is, geeft aanleiding om tot een andere verdeling te komen, namelijk 90% – 10%. Dit betekent dat de hondenbezitter een schadevergoedingsplicht heeft van 90% en dus de schade voor 90% moet vergoeden. De overige 10% van de schade blijft voor rekening van verzoekster.

Waarom is deze uitspraak van belang?

Deze uitspraak onderstreept hoe streng de aansprakelijkheid van dierenbezitters wordt beoordeeld, ook als zij niet actief iets fout hebben gedaan. Tegelijkertijd laat de uitspraak zien dat slachtoffers van dierenongevallen niet zonder meer volledige schadevergoeding krijgen: eigen schuld kan tot een lagere schadevergoeding leiden.

Heeft u vragen over letselschade of aansprakelijkheid door een ongeval? Neem dan gerust contact met ons op!

Gepubliceerd op 18 juni 2025 door: mr. C.E.M. (Chanou) Timmer