Op 26 april 2019 publiceerde het parket bij de Hoge Raad de conclusie van procureur-generaal Langemeijer. Dit in de zaak van 51 slachtoffers en nabestaanden van het schietdrama Ridderhof tegen de Nationale Politie. Deze conclusie is een advies aan de Hoge Raad.
Op zaterdag 9 april 2011 heeft Tristan van der V. in en rond het Winkelcentrum ‘de Ridderhof’ met vuurwapens op mensen geschoten. Daarbij zijn zes mensen om het leven gekomen.
Zestien mensen zijn door een kogel verwond. Hij heeft tot slot zichzelf gedood. Hij deed dit met wapens waarvoor door korpschef van (toen nog) Politie Hollands-Midden aan hem een vergunning was verleend. Voordat hem deze vergunning werd verleend, was een eerder verzoek in augustus 2005 afgewezen omdat tegen Tristan in februari 2003 en maart 2003 proces-verbaal was opgemaakt wegens verdenking van overtreding van de Wet Wapens en Munitie. Nadien, in september 2006, is Tristan gedwongen is opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Hiervan was de politie op de hoogte, omdat zij bij de opneming in het ziekenhuis assistentie heeft moeten verlenen. Bij de tweede aanvraag voor een wapenvergunning, gedaan op 11 oktober 2008, is dit alles over het hoofd gezien en is aan Tristan een wapenvergunning verleend.
51 slachtoffers en nabestaanden hebben de politie aansprakelijk gesteld. Zij stellen zich op het standpunt dat de politie de vergunningsaanvraag had moeten weigeren. Dan had Tristan niet eenvoudig aan wapens en munitie kunnen komen. Omdat de Politie haar aansprakelijkheid betwist, wordt het schietdrama Ridderhof voorgelegd aan de rechter.
Eisers zijn de slachtoffers die het schietincident hebben overleefd en nabestaanden van overleden slachtoffers. Onder hen bevinden zich ook personen die tijdens het schietincident aanwezig zijn geweest en winkeliers die vermogensschade hebben geleden. Zij vorderen in de procedure schadevergoeding op te maken bij staat. Zij hebben hun schade in deze procedure daarom (nog) niet geconcretiseerd, anders dan door te stellen dat zij schade hebben geleden die zij in een schadestaatprocedure nader zullen uitwerken.
Bij vonnis van 4 februari 2015 (ECLI:NL:RBDHA:2015:1061) heeft de rechtbank de vorderingen van de eisers afgewezen. De rechtbank overwoog in haar vonnis:
De conclusie luidt dat PHM in strijd met de wet heeft gehandeld door het besluit tot weigering van het verlof in 2005 en de BOPZ-mutatie buiten beschouwing te laten bij de beoordeling van de verlofaanvraag van [V.] en als gevolg daarvan ten onrechte een wapenverlof aan hem te verlenen. Dit leidt niet tot aansprakelijkheid jegens eisers, omdat niet is voldaan aan het relativiteitsvereiste – de geschonden norm strekt niet tot bescherming van de belangen van eisers – en PHM evenmin een ongeschreven onzorgvuldigheidsnorm of een in het EVRM neergelegd recht heeft geschonden jegens eisers. Dit staat reeds in de weg aan toewijzing van de vordering tot schadevergoeding. De subsidiaire vordering – de verklaring voor recht – is evenmin toewijsbaar
Oftewel, de rechtbank oordeelt weliswaar dat de politie een fout heeft gemaakt, door aan Tristan van der V. een wapenvergunning te verstrekken, maar dat is niet voldoende om de politie aansprakelijk te houden. De door de politie geschonden norm strekt, aldus de rechtbank, niet tot bescherming van de belangen van de eisers. De rechtbank oordeelt hierover:
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de door PHM bij de verlofverlening overtreden norm niet mede strekt ter bescherming van de individuele vermogensbelangen van eisers. De in de WWM met het – zorgvuldig toe te passen – verlofstelsel vormgegeven algemene verantwoordelijkheid van de overheid voor de veiligheid in de samenleving heeft niet de strekking een in beginsel onbeperkte groep van derden te beschermen tegen schade die op veelal niet te voorziene wijze kan ontstaan indien in strijd met de wet is gehandeld bij verlening van een wapenverlof.
Omdat de rechtbank de vordering afwijst, gaan de slachtoffers in hoger beroep.
In het hoger beroep wordt door de slachtoffers gegriefd tegen het oordeel van de rechtbank. Bij arrest van 27 maart 2018 (ECLI:NL:GHDHA:2018:541) komt het hof tot een andere, meer genuanceerde, conclusie.
Weliswaar concludeert ook het hof tot een fout van de politie. Maar daar waar de rechtbank meende dat er geen relativiteit was, overweegt het hof:
Het hof neemt dan ook aan dat de geschonden norm – de norm dat een wapenverlof geweigerd moet worden aan iemand aan wie een vuurwapen niet kan worden toevertrouwd, omdat vrees voor misbruik bestaat – ook (specifiek) tot doel heeft om de burger in zijn individuele belang te beschermen tegen de schadelijke gevolgen van het gebruik (misbruik) van een vuurwapen.
Een volgende hobbel is het causaal verband, hieromtrent overweegt het hof:
Zoals eerder overwogen is allereerst Tristan van der V. op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk voor de geleden schade, maar dat sluit niet uit dat ook PHM (afgeleid) aansprakelijk is. Het hof acht op grond van hetgeen hiervoor is overwogen (ook) PHM aansprakelijk voor de schade zoals die door appellanten is geleden, voor zover het schade als gevolg van lichamelijk letsel of overlijden betreft. Dat appellanten tot een onbepaalde groep behoorden is daarbij niet van belang. Andere schadeposten dan letsel- en overlijdensschade kunnen niet aan PHM worden toegerekend. Ten aanzien van die andere schadeposten treft het artikel 6:98 BW-verweer van PHM dus doel.
Daarmee is het lot van de politie bezegeld. Zij is aansprakelijk voor de letsel- en overlijdensschade van de slachtoffers en nabestaanden. Voor andere schadeposten: materiële schade (schade door de inslag van een kogel in de winkel) of zuivere vermogensschade (inkomensachteruitgang van de winkeliers door het schietdrama) is de politie niet aansprakelijk. Dat is op zich een verdedigbaar verschil. Hoe vervelend ook voor de getroffen winkeliers, maar in het recht wordt letsel- en overlijdensschade nu eenmaal ‘erger’ gevonden. Daarom wordt dit eerder toegerekend, dan materiële- of zuivere vermogensschade.
De politie is het niet eens met het oordeel van het hof. Tijdens het pleidooi is de inzet van het cassatieberoep van de politie als volgt onder woorden gebracht:
In deze procedure, en ook daarbuiten, heeft de politie steeds aangegeven dat zij oog heeft voor de enorme tragiek van deze gebeurtenis en voor de ingrijpende gevolgen daarvan voor slachtoffers en nabestaanden. (…) Dat laat onverlet dat de politie in haar cassatieberoep de principiële juridische vraag aan de orde stelt of het in gevallen zoals dit mogelijk moet zijn om niet (alleen) de dader, maar (ook) de overheid – in casu de politie – aan te spreken tot vergoeding van geleden schade. De politie meent dat het ongewenst zou zijn als de overheid door het instellen van een vergunningstelsel een dergelijke aansprakelijkheid voor het handelen van anderen aan zich zou trekken. Het mag zo zijn dat de wetgever zich het algemene belang van de samenleving om gevrijwaard te blijven van wapenmisbruik heeft aangetrokken en in dat kader een vergunningstelsel heeft ingevoerd. Dat wil echter nog niet zeggen dat de uitvoerende instantie die belast is met de vergunningverlening, aansprakelijk kan worden gehouden voor (veelal onvoorzienbare) schade die jegens een onbepaalde en onbegrensde groep personen kan worden veroorzaakt wanneer iemand misbruik maakt van het verleende wapenverlof.
Nadat partijen hun verhaal hebben gedaan, geeft het Openbaar Ministerie een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad. Uiteindelijk neemt de Hoge Raad zelf een beslissing. Op 26 april 2019 heeft procureur-generaal Langemeijer zijn advies voor deze zaak gepubliceerd.
In zijn uiterst lezenswaardige en uitvoerige advies gaat de procureur-generaal (‘PG’) uitvoerig in op de zaak. Uiteindelijk adviseert hij de Hoge Raad op een drietal punten. Namelijk over de relativiteit, de causaliteit en de toerekening van de schade. Dit zijn namelijk de punten die de politie ter discussie heeft gesteld in cassatie.
Ten aanzien van de relativiteit schetst de PG de achtergrond van het relativiteitsvereiste. Ook schetst hij de achtergrond van de Wet Wapens en Munitie. Na de bespreking van de klachten van de politie tegen het oordeel van het hof concludeert de PG onder meer:
Anders dan de Politie in dit geding heeft bepleit, behoefde het hof het maatschappelijk belang van de veiligheid van de samenleving (een algemeen belang) niet gescheiden te zien van het individuele belang van de slachtoffers. Tot het belang van de veiligheid van de samenleving behoort het belang van de persoonlijke veiligheid. […] Daarom kan naar mijn mening de Politie ook niet staande houden dat de kring van personen niet af te bakenen is: de norm beschermt alleen de personen die door een kogel uit een vuurwapen waarvoor het wapenverlof is verleend kunnen worden getroffen. […] In de schriftelijke toelichting in cassatie namens de Politie is gewezen op het onderscheid tussen het doel en de beschermingsomvang van een wettelijke norm. Het woord ‘beschermingsomvang’ ziet op het beschermingsbereik van de norm; met andere woorden, op de vraag “tot welke schade en welke wijzen van ontstaan van schade de daarmee beoogde bescherming zich uitstrekt”. Dat is precies het onderscheid dat het hof heeft gemaakt: schade door letsel of overlijden als gevolg van schotwonden valt wel onder het beschermingsbereik van de geschonden norm; andersoortige schade niet.
Ook ten aanzien van het causaal verband schetst de PG de achtergrond van dit vereiste. Vervolgens bespreekt hij de bezwaren van de politie. Daarna concludeert hij onder meer:
In het bijzonder ten aanzien van de stelling […] merk ik nog op dat de aangevoerde omstandigheid dat de schade rechtstreeks gevolg is van het eigen onrechtmatig handelen van de schutter, niet uitsluit dat de schade tevens indirect het gevolg is van het door de korpschef verleende (en later verlengde) wapenverlof. Twee of meer schadeoorzaken kunnen naast elkaar bestaan. In zoverre levert de stelling […] geen deugdelijke betwisting op van het oorzakelijk verband. […] In de redenering van het hof hebben eisers voldoende feiten en omstandigheden aangevoerd voor de gevolgtrekking dat de korpschef – onbedoeld, maar niettemin verwijtbaar – heeft gefaciliteerd dat de schutter legaal kon beschikken over deze wapens en munitie. Om oorzakelijk verband aan te nemen, was niet nodig dat de eisers aannemelijk maken dat de schutter de schietpartij niet zou hebben begaan als de korpschef hem een wapenverlof zou hebben geweigerd. […] Inderdaad is denkbaar dat iemand feitelijk de beschikking krijgt over een of meer vuurwapens en munitie zonder een geldig wapenverlof. In zoverre is juist, dat het hebben van een wapenverlof niet een onmisbare voorwaarde (condicio sine qua non) is voor het schieten met een vuurwapen op personen met dood of letsel tot gevolg. Dit neemt niet weg, dat het hebben van een geldig wapenverlof het aanzienlijk gemakkelijker maakt om de daarvoor benodigde vuurwapens en munitie te verkrijgen, te vervoeren, te bewaren en voorhanden te hebben dan in het illegale circuit mogelijk zou zijn.
Als laatste komt de PG te spreken over de toerekening van de schade. Hierover schrijft de PG onder meer:
Het hof heeft geoordeeld dat de geschonden (materiële) norm – namelijk: dat een wapenverlof geweigerd moet worden aan iemand aan wie een vuurwapen niet kan worden toevertrouwd omdat vrees voor misbruik bestaat – strekt tot bescherming van de burger in zijn individuele belang tegen de schadelijke gevolgen van het gebruik of misbruik van een vuurwapen […]. In rov. 9.7 heeft het hof daaraan toegevoegd dat de strekking van deze norm meebrengt dat aan de Politie die schade kan worden toegerekend waarbij een ruime toerekening past (en dat is, in de redenering van het hof, alleen letsel- en overlijdensschade; geen schade van derden die alleen zaakschade of zuivere vermogensschade hebben geleden). Uit een en ander volgt dat het hof de geschonden norm beschouwt als een veiligheidsnorm. Het oordeel dat in dit geval sprake is van een veiligheidsnorm die, bij overtreding, rechtvaardigt dat aan de voorzienbaarheid van de schade minder hoge eisen worden gesteld, is om deze redenen niet in strijd met enige rechtsregel. […] Het hof heeft in de aangehaalde stellingen van de Politie kennelijk niet een (toereikend gemotiveerde) betwisting gelezen van de stelling van eisers dat ten tijde van de verlening van het wapenverlof algemeen bekend was dat bij suïcides met vuurwapens ook andere slachtoffers kunnen vallen.
Na een uitgebreide bespreking van de zaak, de door de politie aangevoerde argumenten is de conclusie:
De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
Dat betekent dat de PG de Hoge Raad adviseert om het cassatieberoep van de politie te verwerpen. Daardoor zou het arrest van het Hof Den Haag kracht van gewijsde krijgen. Dat zou betekenen dat de politie inderdaad aansprakelijk is voor de letsel- en overlijdensschade door het schietdrama Ridderhof. Maar niet voor de daardoor ontstane materiële schade of zuivere vermogensschade. Dat is goed nieuws voor de slachtoffers met letselschade en voor de nabestaanden van de dodelijke slachtoffers. Mogelijk is dit een hard gelach voor de winkeliers met schade.
Nu de PG zijn advies heeft gepubliceerd mogen beide partijen met een zogenoemde ‘borgersbrief’ nog reageren op de conclusie van de PG. Ik kan mij zo voorstellen dat daartoe met name bij de politie behoefte bestaat. Vervolgens is het aan de Hoge Raad om het finale oordeel te geven.
De Hoge Raad kan haar PG volgen. In dat geval verwerpt de Hoge Raad het cassatieberoep. Dat heeft het hiervoor weergegeven gevolg. De Hoge Raad kan echter ook één of meer van de door de politie naar voren gebrachte bezwaren honoreren. In dat geval ligt het in de rede dat de Hoge Raad het arrest van het Haagse Hof vernietigd. Daarna kan de Hoge Raad de zaak terugverwijzen. Ook kan de Hoge Raad de zaak doorverwijzen naar een ander Hof. Zowel bij terug- als doorverwijzing moet het hof waarnaar verwezen is de zaak opnieuw beoordelen. Dit met in achtneming van het oordeel van de Hoge Raad.
Het blijft voor alle partijen dan ook nog even spannend. Het oordeel van de Hoge Raad over het schietdrama Ridderhof wordt op 6 september 2019 verwacht.
Hebt u vragen over het verhalen van letsel- of overlijdensschades? Neemt u dan vrijblijvend contact met ons op. Onze gespecialiseerde letselschadeadvocaten staan u graag te woord.