Smartengeld bij verminderd bewustzijn?

Geplaatst op 18 juni 2024 door mr. T.H. (Timothy) Boerendonk

Heb je als slachtoffer letsel door toedoen van een ander? Dan heb je recht op een smartengeldvergoeding. Geldt dit ook als het slachtoffer door het ongeval laagbewust is of geen bewustzijn meer heeft? Zo ja, hoe wordt de hoogte van de vergoeding dan bepaald?

Op 17 mei 2024 oordeelde de Rechtbank Rotterdam in een uitspraak over een smartengeldvergoeding bij een ernstig ongeval, aan de gevolgen waarvan het slachtoffer uiteindelijk overleed. Tot diens overlijden was het slachtoffer ‘laagbewust’. Aan de hand van die uitspraak bespreek ik de belangrijkste elementen voor de bepaling van het smartengeld bij (semi) comateuze toestand.

Het ongeval

Op 31 augustus 2018 vond een ernstig verkeersongeval plaats. Een voetgangster werd aangereden op een voetgangersoversteekplaats (‘zebrapad’). Zij liep ernstig letsel op. Er ontstond hersenletsel en botbreuken over het gehele lichaam. Het slachtoffer werd opgenomen in een verpleeghuis. Zij overleed anderhalf jaar na het ongeval aan haar verwondingen.

Haar nabestaanden eisten een smartengeldvergoeding, die krachtens het erfrecht op hen was overgegaan. Omdat de nabestaanden geen overeenstemming bereikten met de verzekeraar van de automobilist, stapten zij naar de rechter. Het geschil tussen partijen ging vooral over de hoogte van het smartengeld.

Intermezzo: Smartengeld?

Smartengeld is een vergoeding voor immateriële schade, zoals pijn en verdriet, na bijvoorbeeld een ongeval. Het recht op vergoeding van geleden immateriële schade is vastgelegd in artikel 6:106 BW. Het gaat om ‘nadeel dat niet in vermogensschade bestaat’. Bij het overlijden van het slachtoffer gaat, als het slachtoffer aanspraak heeft gemaakt op vergoeding van het smartengeld, het vorderingsrecht onder algemene titel over op de nabestaanden.

Hoe zit dat als iemand buiten bewustzijn is? In 2002 bepaalde de Hoge Raad in het ‘coma-arrest’ dat het recht op smartengeld een aanspraak is van de benadeelde zelf, die alleen kan ontstaan doordat hij of zij zelf leed heeft doorgemaakt of in diens rechtsgevoel is geschokt. De rechter moet bij de begroting van de smartengeldvergoeding rekening houden met alle omstandigheden van het geval. Daarbij zijn enkele elementen in het bijzonder bepalend: de ernst en duur van het letsel, de pijn, de intensiteit van het verdriet, de gederfde levensvreugde en de gevolgen daarvan voor de betrokkene.

Het enkele feit dat iemand als gevolg van het letsel in comateuze toestand is komen te verkeren, staat een vergoeding in beginsel echter niet in de weg. Dit uit respect voor de menselijke waardigheid en het recht op integriteit van de persoon.

Beoordeling rechtbank

Terug naar de onderliggende zaak. Volgens de nabestaanden van het slachtoffer was een vergoeding van € 200.000 op zijn plaats. De verzekeraar achtte een vergoeding van € 60.000 meer passend. Mede aan de hand van het coma-arrest beoordeelt de rechtbank wat in dit geval een passende vergoeding is.

Pijn

Eerst bespreekt de rechtbank of het slachtoffer pijn heeft gehad in de periode na het ongeval. Zij verbleef tot aan haar overlijden – anderhalf jaar na het ongeval – in een verpleeghuis.

De rechtbank oordeelt op basis van de verpleegkundige verslagen en het advies van de medisch adviseur van de aansprakelijkheidsverzekeraar dat het slachtoffer gedurende de laatste anderhalf jaar van haar leven pijn heeft gevoeld. Er was, zo overweegt de rechtbank, op momenten besef en een ‘zich bewust zijn van sensaties’. Dat de sensaties door het slachtoffer als pijnlijk werden ervaren blijkt uit de verpleegkundige rapportages waarin is opgeschreven dat mevrouw kreunt, gromt en gilt tijdens momenten van verzorging.

Deze pijn laat zich verklaren uit de medische situatie van het slachtoffer. Zij heeft bij het ongeval diverse breuken en verbrijzelingen opgelopen. Zij had vervolgens tijdens haar verblijf in het verpleeghuis last van zwellingen, smetplekken en doorligplekken. De doorligplekken veroorzaakten een open wond. Die wond werd vochtig van de urine in verband met problemen met de urinekatheter en incontinentieproblemen voor ontlasting. Daarnaast had het slachtoffer braakneigingen en bleek zij ook een dubbele longontsteking te hebben.

De rechtbank oordeelt vervolgens dat ook als het slachtoffer zich door haar minimale bewustzijn niet heeft beseft wat haar was overkomen en de pijn niet heeft plaatsen, zij wel pijn heeft ervaren. Dat maakt dat het slachtoffer aanspraak heeft (had) op vergoeding van smartengeld.

Omstandigheden relevant bij de hoogte van het smartengeld

Vervolgens bespreekt de rechtbank uitvoerig de omstandigheden die relevant zijn voor het bepalen van de hoogte van het smartengeld.

De rechtbank oordeelt dat vaststaat dat er anderhalf jaar is verstreken tussen de aanrijding en het overlijden van het slachtoffer. Deze periode, zo overweegt de rechtbank, heeft het slachtoffer grotendeels in het verpleeghuis doorgebracht. Bovendien wijst de rechtbank ook op dit punt naar de verpleegkundige rapportages waarin regelmatig melding werd gemaakt dat het slachtoffer pijn uitte in de vorm van grimassen, kreunen en gillen. Er is getracht om met morfine de pijn te verminderen, hetgeen slechts deels lukte.

Bewustzijn

Zoals hiervoor besproken is ook de vraag of het slachtoffer zich bewust is geweest van haar situatie van belang voor de omvang van het smartengeld. De nabestaanden van slachtoffer wezen erop dat uit de verpleegkundige rapportages bleek dat het slachtoffer, ondanks het hersenletsel, enig bewustzijn had. Zij kneep af en toe in iemands hand. Volgde iemand met haar ogen. Zij bewoog op de maat van de muziek mee, kon een flesje drinken opendraaien en een eitje pellen. Ook reageerde ze alert op haar bezoek, vooral van haar kleinkind.

De aansprakelijkheidsverzekeraar meent dat aan de verpleegkundige rapportages geen of slechts minimale bewijswaarde kan worden toegedicht. Dit omdat deze rapportages ‘geen medische informatie’ zijn. Zij wijst op het advies van haar medisch adviseur. Die betwijfelt sterk of bij het slachtoffer besef bestond van de situatie waarin ze verkeerde.

De nabestaanden stelden dat op basis van een objectieve benadering sprake was van verlies aan levensvreugde. Zij verwezen hiervoor naar een vonnis van de Rechtbank Midden-Nederland uit 2013. In die zaak was sprake van een conditie die bekend staat als ‘bewustzijn-PLUS status’. De rechtbank oordeelde toen dat het slachtoffer zowel emoties als pijn kon ervaren.

De rechtbank oordeelt dat de verpleegkundige rapportages bruikbaar zijn voor het bewijs. Op basis van die rapportages, de overgelegde medische informatie en de adviezen van de beide medisch adviseurs gaat de rechtbank ervan uit dat er bij het slachtoffer sprake was van een verlaagd bewustzijn. Zij kon immers emoties ervaren. De rechtbank oordeelt vervolgens dat uit de naar voren gebrachte gedragingen van het slachtoffer niet de conclusie kan worden getrokken dat het slachtoffer naast pijn ook (andere) emoties heeft ervaren. Daarom kan de rechtbank geen objectieve derving van levensvreugde vaststellen, waardoor ze dit ook niet kan meewegen in de begroting van het smartengeld.

De beslissing

De rechtbank stelt vast dat bij het slachtoffer sprake was van ernstig letsel, waaronder hersenletsel en meerdere botbreuken. Derving van levensvreugde kan de rechter echter niet vaststellen. Gezien de ernst van het letsel en de lange periode van pijn, oordeelde de rechter dat een bedrag van € 150.000 in dit geval billijk was.

Waarom is deze uitspraak interessant?

Deze uitspraak laat zien dat de mate van bewustzijn van het aangedane leed volgens de rechter van belang is voor de beoordeling van het smartengeld.

Hoogte van het bedrag

In dit geval wijst de rechter een smartengeldvergoeding van € 150.000 toe. Of dit veel is, hangt af van het perspectief waarmee men kijkt. Het hoogste toegewezen smartengeldbedrag in Nederland is € 350.000. Dat is echter door een strafrechter toegewezen, terwijl in deze zaak een civiele rechter oordeelde. In het civiel recht ligt het hoogste smartengeldbedrag dat door een gerechtshof is toegewezen ten tijde van het schrijven van deze blog op € 150.000. Door rechtbanken is in twee zaken € 200.000 toegewezen. Het verschil tussen de hoogst toegewezen bedragen door de straf- en civiele rechter laat zich niet goed verklaren. Naar Nederlandse maatstaven gaat het hier dan ook om een zeer substantiële vergoeding.

Kan het ook anders?

Is dat in de ons omringende landen anders? Uit rechtsvergelijkend onderzoek van Verheij in 2002, blijkt dat in Duitsland, Frankrijk en Engeland destijds smartengeld werd toegekend aan het slachtoffer als er door het ongeval een irreversibele coma ontstaat. Daartoe wordt het begrip ‘schade’ niet subjectief maar objectief begrepen. Het Bundesgerichtshof, de hoogste rechter in Duitsland, nam in 1992 als uitgangspunt de plaats die de menselijke persoon inneemt in de rechtsorde. Art. 1 van de Duitse Grondwet verklaart de waarde van de mens namelijk onaantastbaar. Het enkele inboeten aan de persoonlijkheid constitueert immateriële schade, die voor vergoeding in aanmerking komt. Verheij schrijft dat er destijds vergoedingen tot € 127.823 werden toegewezen. In 2019 wees het Oberstlandesgericht München € 75.000 toe, nadat een slachtoffer 22 maanden in coma had gelegen voor diens overlijden. Daaruit blijkt dat de Duitse benadering niet per se tot een hogere vergoeding leidt dan in Nederland.

In Nederland weegt het bewustzijnsvereiste zwaarder en ligt de focus vooral op de vergoeding van de geleden schade. Dat maakt dat er pijnlijke discussies gevoerd moeten worden over de mate van pijn en bewustzijn. Dit miskent echter dat deze schade voortvloeit uit een inbreuk op lichamelijke en geestelijke integriteit, beschermd op grond van artikel 11 van de Nederlandse Grondwet. Er is dan ook veel te zeggen voor een andere benadering van dit soort zaken in het Nederlands recht.

Vragen?

Hebt u letselschade? Of hebt u vragen over (de begroting van) het smartengeld? Neem dan vrijblijvend contact met ons op!

Gepubliceerd op 18 juni 2024 door: mr. T.H. (Timothy) Boerendonk