Deelname aan het verkeer is niet zonder risico. Dat is niets nieuws. Verkeersongevallen met letsel zijn aan de orde van de dag. Van alle verkeersdeelnemer kunnen vooral voetgangers en fietsers vervelend letsel oplopen. Het lichaam van een voetganger/fietser is immers onbeschermd. Om kwetsbare verkeersdeelnemers te beschermen is artikel 185 Wegenverkeerswet 1994 in het leven geroepen. Door deze extra bescherming in de wet, bestaat soms het misverstand dat een automobilist na een botsing met een fietser altijd aansprakelijk is. Dit ligt, zoals zo vaak in het recht, genuanceerder. Dit licht ik toe aan de hand van een recente uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 16 september 2021.
Op 10 oktober 2017 vond een verkeersongeval plaats tussen een voetganger en een automobilist. Dit gebeurde ter hoogte van een metro-in/uitgang. De voetganger raakte gewond door de aanrijding. Het letsel bestaat uit een verbrijzelde enkel en psychische klachten. Als gevolg van het letsel raakte de voetganger arbeidsongeschikt. Er is kans op blijvende klachten. Zij stelde de automobilist aansprakelijk voor haar schade.
Volgens de automobilist is de voetganger zelf schuldig. De aansprakelijkheidsverzekeraar van de automobilist wil daarom maar 50% van de letselschade vergoeden. De voetganger betwist de verwijten aan haar adres. Zij neemt geen genoegen met het standpunt van de verzekeraar. Daarom stapt zij naar de rechter.
Voordat ik de argumenten van partijen en het oordeel van de rechter bespreek, is het goed om eerst uit te leggen hoe de aansprakelijkheid bij dit soort ongevallen beoordeeld wordt.
Bij een ongeval tussen een gemotoriseerde verkeersdeelnemer en een ongemotoriseerde is zoals gezegd artikel 185 Wegenverkeerswet 1994 van toepassing. Dit artikel bepaalt, kort gezegd, dat bij een ongeval tussen een motorrijtuig en een niet-motorrijtuig, de eigenaar van het motorrijtuig aansprakelijk is voor de schade. Dit is alleen anders wanneer er sprake is van overmacht. Een dergelijk verweer slaagt zelden. Over de voorwaarden voor een beroep op overmacht schreef ik eerder een blog.
Is er geen sprake van overmacht? Dan staat vast dat de automobilist aansprakelijk is. Die aansprakelijkheid staat aan een beroep op eigen schuld van de voetganger niet in de weg. Artikel 6:101 Burgerlijk Wetboek bepaalt dat dit het geval is wanneer het ongeval mede ontstaat door omstandigheden die voor rekening van het slachtoffer komen. De bewijslast hiervan rust op de automobilist.
De rechter beoordeelt dus in welke mate de gedragingen van partijen hebben bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. Hiervoor geldt wel de regel dat de vergoedingsplicht van de automobilist minimaal 50% is. Dit wordt de 50%-regel genoemd. In het geval dat de kwetsbare verkeersdeelnemer jonger dan veertien jaar is, geldt de 100%-regel. Dit betekent dat de automobilist dan de volledige schade moet vergoeden. Dit is alleen anders indien hij aantoont dat er sprake is van opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid. Een dergelijk verweer slaagt zelden.
Als de schuldpercentage eenmaal vast staat, beoordeelt de rechter of op grond van billijkheid een andere verdeling van de vergoedingsplicht op zijn plaats is. Dit wordt de billijkheidscorrectie genoemd. De billijkheidscorrectie vindt zijn grondslag in artikel 6:101 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel luidt als volgt:
‘’Wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, wordt de vergoedingsplicht verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, met dien verstande dat een andere verdeling plaatsvindt of de vergoedingsplicht geheel vervalt of in stand blijft, indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist.’’
Waar het op neerkomt, is dat de rechter op grond van billijkheid de vergoedingsplicht kan bijstellen. Doorgaans is dit het geval bij ernstig letsel. Factoren die meespelen in het toepassen van de billijkheidscorrectie zijn:
Nu weer terug naar de casus. De automobilist stelt dat hij niet harder dan 15 km per uur reed. De voetganger zou zelf tegen zijn auto zijn aangelopen. Zij kwam plotseling tussen geparkeerde auto’s vandaan. De voetganger was bezig met haar telefoon, zo stelt de automobilist. De automobilist verwijst van het proces-verbaal opgemaakt door de politie. Daarin staat:
‘’voetganger liep tegen een rijdende auto en kwam hierbij ten val. Geen sprake van verwijtbaarheid van de bestuurder van de auto’’
De verzekeraar van de automobilist stelt zich op het standpunt dat sprake is van eigen schuld. De voetganger heeft ten onrechte geen voorrang verleend. Volgens de verzekeraar is het onvoldoende oplettend zijn bij het oversteken de oorzaak van het ongeval.
De verzekeraar meent dat de schadevergoedingsplicht van haar kant met 80% moet verminderen. Echter, bij ongevallen met kwetsbare verkeersdeelnemers zoals fietsers en voetgangers geldt de regel dat de automobilist minimaal 50% van de schade dient te vergoeden. Om die reden stelde de verzekeraar voor om 50% van de letselschade te vergoeden.
De voetganger heeft een andere lezing over de toedracht. Zij stelt dat zij van een metrohalte vandaan kwam en dat zij de straat wilde oversteken. Volgens haar stond zij tussen geparkeerde auto’s. Zij wilde kijken of het mogelijk was om over te steken. Voorts stelt zij dat zij net een voet op de weg zette toen de automobilist haar al aanreed.
Volgens haar moet de automobilist erg dicht langs de kant hebben gereden. Zij verwijt de automobilist dat hij geen afstand bewaarde van de geparkeerde auto’s. Ter ondersteuning van haar stelling overlegt zij foto’s. Deze foto’s maakte zij meteen na het ongeval. Daarin is te zien dat de auto inderdaad dicht langs de kant staat.
Voorts ontkent de voetganger dat zij een telefoon in haar handen zou hebben op het moment van de aanrijding.
Voor het geval dat de rechtbank oordeelt dat hier sprake is van eigen schuld, meent de voetganger dat de billijkheidscorrectie toegepast dient te worden. Dit gezien de ernst van haar letsel.
Op basis van de verklaringen van partijen alsmede de overgelegde foto’s oordeelt de rechtbank dat vast staat dat de voetganger geraakt is door de rechter zijkant van de auto. Volgens de rechtbank staat ook vast dat de voetganger een klein stapje op de rijbaan zette. Hiermee verleende zij geen voorrang aan de auto. Dit levert een verkeersovertreding op. Dat de voetganger afgeleid was door een mobiele telefoon heeft de automobilist niet aangetoond. De rechtbank passeert derhalve dit verweer.
Voorts komt vast te staan dat de auto rakelings langs de parkeervakken reed. Dit terwijl de automobilist voldoende ruimte had om het midden van de rijbaan aan te houden. Dit blijkt, aldus de rechtbank, uit de foto’s. Juist als gevolg van het rakelings langs de geparkeerde auto’s rijden heeft de aanrijding kunnen plaatsvinden, zo oordeelt de rechtbank.
Voorts overweegt de rechtbank dat de automobilist juist ter hoogte van de metrohalte erop bedacht had moeten zijn dat voetgangers tussen de geparkeerde auto’s de weg over kunnen steken. Te meer geldt dit voor deze automobilist die zelf verklaarde dat hij voetgangers zag lopen. Onder die omstandigheden vindt de rechtbank dat het rakelings langs geparkeerde auto’s rijden zeer gevaarzettend is. De rechtbank kwalificeert het onnodig gevaarzettende rijgedrag van de automobilist als een ernstige fout.
De rechtbank concludeert dat de gedraging van de automobilist voor 80% tot de schade heeft bijgedragen. Echter, gelet op de ernst van het letsel past de rechtbank de billijkheidscorrectie toe. De rechtbank oordeelt dat de verzekeraar onder deze omstandigheden de volledige schade van de voetganger moet vergoeden.
Deze uitspraak maakt duidelijk dat een automobilist niet zonder meer aansprakelijk is voor de volledige schade van een voetganger. De rechter beoordeelt of er ook sprake is van eigen schuld aan de zijde van de voetganger. Als dat zo is, vermindert de schadevergoedingsplicht van de automobilist. In deze zaak zou de verzekeraar slechts 80% van de schade hoeven te vergoeden. Echter, omdat de voetganger in deze zaak ernstig letsel heeft, is de billijkheidscorrectie toegepast. Dit leidt tot een volledige schadevergoeding.
Uit deze uitspraak blijkt dat het vaststellen van het percentage schadevergoedingsplicht maatwerk is. Een voetganger krijgt niet zonder meer zijn volledige schade vergoed bij een ongeval met een automobilist. Wel biedt de wet extra bescherming aan kwetsbare verkeersdeelnemers. Hierdoor kunnen voetgangers in de praktijk vaak een volledige schadevergoeding krijgen. Om vast te stellen waar een slachtoffer precies recht op heeft, is het van belang dat slachtoffers zich deskundig laten bijstaan.
Hebt u vragen over de aansprakelijkheid na een verkeersongeval en of u uw letselschade kunt verhalen? Neem dan vrijblijvend contact met ons op!