Weinig voorkomende werkzaamheden; instructieplicht werkgever?

Geplaatst op 1 november 2019 door mr. A.J. (Anouk) Korff

Recent, op 15 oktober 2019, heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch een mooi arrest gewezen waarin nog eens uitvoerig wordt beschreven wanneer een werkgever aansprakelijk is voor de gevolgen van een aan een werknemer overkomen arbeidsongeval. Aan welke instructieplicht moet de werkgever voldoen?

Feiten

Instructieplicht werkgever

© Freedommaiil via Pixabay

Appellant is in 1998 in dienst getreden bij de werkgever. Appellant was touringcarchauffeur. Op verzoek van appellant is hij vanaf 2010 ook onderhoudswerkzaamheden gaan uitvoeren.

Op 10 december 2015 was appellant op het terrein voor de werkplaats bezig met onderhoudswerkzaamheden. De werkzaamheden vonden plaats op het dak van de touringcar. Dit was op 3,7 meter hoogte. Om op het dak te komen heeft werknemer gebruik gemaakt van een driedelige uitschuifbare ladder. Deze ladder is door de werkgever ter beschikking gesteld. Bij het afdalen van de ladder is werknemer ten val gekomen. De ladder stond na de val nog rechtop tegen de touringcar. Er waren geen getuigen.

Als gevolg van de val heeft de werknemer ernstig letsel opgelopen aan zijn hak.

Onderzoek arbeidsinspectie

Op 26 mei 2016 – bijna een halfjaar na het ongeval – is door de arbeidsinspecteur van de Inspectie SZW onderzoek gedaan naar de oorzaak c.q. toedracht van het ongeval. De arbeidsinspecteur heeft op 20 juni 2016 bericht dat er sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Volgens de arbeidsinspecteur had het ongeval in alle redelijkheid niet door de werkgever voorkomen kunnen worden. De Inspectie SZW legt geen boete op aan de werkgever.

Uitspraak rechtbank

In eerste aanleg werd deze zaak voorgelegd aan de Rechtbank Limburg. De werknemer stelde dat de werkgever aansprakelijk is op grond van art. 7:658 lid 1 BW. Art. 7:658 lid 1 en 2 BW luiden als volgt:

De werkgever is verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.

De werkgever is jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de in lid 1 genoemde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.

Volgens de werknemer is de werkgever tekortgeschoten in haar zorgplicht. Dit omdat hij onvoldoende instructies en cursussen heeft gekregen voor het werken op hoogte. Bovendien zou de ladder niet gekeurd zijn. Bovendien voldeed de ladder niet aan de veiligheidseisen. Daarnaast had de werkgever ook geen valbeschermingsmaatregelen getroffen. De werknemer vorderde een verklaring voor recht dat de werkgever aansprakelijk is voor de schade door het ongeval op 10 december 2015.

De kantonrechter oordeelde dat vaststaat dat de werknemer schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Voorts stelde de kantonrechter vast dat er geen sprake was van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. De kantonrechter oordeelde echter dat de werkgever de op de hem rustende zorgplicht niet had geschonden. Net als de Inspectie SZW komt de kantonrechter tot het oordeel dat sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, die in alle redelijkheid niet door de werkgever voorkomen had kunnen worden. De vordering van de werknemer wordt daarom afgewezen.

Arrest Gerechtshof

Vervolgens ligt de zaak in 2019 voor bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Ook het hof oordeelt dat vaststaat dat de werknemer schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Daarnaast staat vast dat geen sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Dat betekent dat de werkgever aansprakelijk is voor de door de werknemer geleden schade, tenzij de werkgever erin slaag aan te tonen dat hij de in art. 7:658, lid 1, BW genoemde verplichtingen is nagekomen.

De toedracht…

De werkgever en de werknemer zijn het niet (geheel) eens over de exacte toedracht van het ongeval. Naar het oordeel van zorgplichthet hof staat de toedracht in voldoende mate vast. De werknemer is bij het afdalen van de uitschuifladder naar beneden gevallen. Van welke hoogte de werknemer precies is gevallen en het hoe en het waarom kunnen, naar het oordeel van het hof, in het midden blijven.

De werkgever betoogde dat de werknemer de ladder kon gebruiken om de airconditioning te onderzoeken. Gelet op art. 7:658 lid 1 BW diende de werkgever aldus een niet-gebrekkige ladder ter beschikking te stellen, die aan de daaraan te stellen (veiligheids-)eisen voldeed. Het hof is van oordeel dat in het midden kan blijven of sprake was van een veilige en niet-gebrekkige ladder. Dit omdat de werkgever in het kader van de zorgplicht aan de werknemer (veiligheids-)instructies had dienen te geven, in elk geval met betrekking tot het gebruik van de takelinstallatie met valbescherming.

De werkzaamheden vonden namelijk plaats op een hoogte van 3,7 meter, zodat sprake was van een (val)risico. Volgens de werkgever kwam het slechts één of twee keer per jaar voor dat een monteur op het dak van een touringcar diende te zijn. Dit maakt juist dat met betrekking tot deze niet veel voorkomende werkzaamheden (telkens) (veiligheids-)instructies moesten worden gegeven. Het enkel aanwezig hebben van een takelinstallatie zonder bijbehorende instructies, is volstrekt onvoldoende om te concluderen dat de werkgever aan zijn zorgplicht heeft voldaan.

Zorgplicht geschonden

Aangezien de werkgever in de procedure stelde dat zij geen instructieverplichting had om een cursus of opleiding aan de werknemers aan te bieden voor het werken op hoogte, concludeert het hof dat dit ook niet is gedaan. Ook stelde de werkgever dat de Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E) geen bepalingen bevatten over het werken op hoogte. De werkgever heeft echter niet gesteld op welke wijze anderszins aan de zorgplicht is voldaan. Daarom kwam het hof tot het oordeel dat de werkgever aansprakelijk was. Daaraan doet het onderzoek van de Inspectie SZW niets af. Het hof wijst er – terecht – op dat het onderzoek van de inspectie er niet op is gericht om een civielrechtelijk oordeel te geven over de aansprakelijkheid van de werkgever.

Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst de gevorderde verklaring voor recht toe.

Resumerend

Op de werkgever rust een vergaande zorgplicht voor de veiligheid van de werkomgeving van de werknemer. Dat blijkt ook maar weer uit het hiervoor beschreven arrest van het Hof ’s-Hertogenbosch. Ook, of eigenlijk juist bij werkzaamheden die niet veel voor komen, rust op de werkgever de plicht om (telkens) (veiligheids-)instructies te geven.

Gepubliceerd op 1 november 2019 door: mr. A.J. (Anouk) Korff