Gelukkig komt het in Nederland niet vaak voor dat er een treinongeval plaatsvindt. Maar als u gewond raakt (of een naaste van u overlijdt) door een ongeval met een trein, dan is het goed om te weten wat uw rechten zijn. Omdat er sprake is van een vervoersovereenkomst gelden er andere regels dan bijvoorbeeld na een ‘gewoon’ ongeval.
Sinds 3 december 2009 wordt de aansprakelijkheid van de spoorvervoerder voor letselschade of overlijdensschade geregeld door de Spoorverordening. Deze verordening is van toepassing op alle (internationale, nationale en regionale) treinreizen en -diensten die in de EU worden verzorgd door een of meer gecertificeerde spoorwegondernemingen. In Nederland vallen NS (Internationaal, Hispeed en Reizigers), ICE, Thalys, HSA, Arriva, Veolia, Connexxion en Syntus onder deze verordening. Weliswaar biedt de verordening de mogelijkheid om voor nationaal en regionaal vervoer andere regels te laten gelden, maar van die mogelijkheid heeft Nederland geen gebruik gemaakt. Daarom zet de Spoorverordening de nationale regeling van art. 8:110-116 BW opzij.
Op grond van de Spoorverordening is de spoorwegvervoerder aansprakelijk voor schade door letsel of overlijden van een treinreiziger ten gevolge van een ongeval. Alleen als er sprake is van overmacht is de vervoerder niet aansprakelijk.
Bij de begroting van de schade wordt een onderscheid gemaakt tussen letsel- en overlijdensschades.
Bij letselschade van een treinpassagier door een treinongeluk bestaat een vorderingsrecht voor de noodzakelijke kosten, met name die van behandeling en het vervoer, de door de gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid of vermeerdering van behoefte ontstane schade. De vergoeding van de immateriële schade is overgelaten aan het nationale recht.
Bij overlijdensschade zijn de uitvaartkosten vorderbaar en het gederfd levensonderhoud van andere personen dan de reiziger ten opzichte van wie de reiziger een wettelijke onderhoudsplicht had of gehad zou hebben. Overlijdt de reiziger niet direct? Dan is zowel de letsel- als de overlijdensschade vorderbaar.
Daarnaast legt de Spoorverordening een aantal verplichtingen op aan de vervoerder. Zo is de spoorwegonderneming verplicht een voorschot te betalen, uiterlijk vijftien dagen nadat de identiteit van de schadevergoedingsgerechtigde natuurlijke persoon is vastgesteld. Dit voorschot moet toereikend zijn om de onmiddellijke economische noden te lenigen en moet evenredig zijn aan het geleden nadeel. Het voorschot bedraagt bij overlijden ten minste € 21.000. Deze verplichting volgt uit art. 13 van de Verordening.
Op grond van de verordening is de aansprakelijkheid van de spoorwegvervoerder gemaximeerd. Het maximumbedrag per reiziger is gelijk aan 175.000 rekeneenheden (‘special drawing rights’). Dat is momenteel ongeveer € 210.000. In een enkel geval is in het verleden geoordeeld dat een beroep op deze limitering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Hebt u vragen over het verhalen van letsel- en overlijdensschade na een treinongeval? Neem dan vrijblijvend contact op met onze gespecialiseerde letselschadeadvocaten!