De (on)mogelijkheid van het voorhuwelijkse nihilbeding

Geplaatst op 28 november 2022

Echtgenoten spreken regelmatig in de huwelijkse voorwaarden af dat zij geen partneralimentatie verschuldigd zijn na echtscheiding. Dit noemt men een nihilbeding. De Hoge Raad oordeelde op 25 november 2022 dat zo’n nihilbeding nietig is als echtgenoten dit vóór het huwelijk overeenkomen.

Achtergrond

Op grond van artikel 1:158 BW kunnen echtgenoten tijdens het huwelijk afspraken maken over het verschuldigde levensonderhoud na echtscheiding. Zij kunnen bijvoorbeeld afspreken dat zij na echtscheiding geen partneralimentatie hoeven te betalen, het zogenoemde nihilbeding. In 1980 en 1996 oordeelde de Hoge Raad reeds dat echtgenoten dergelijke overeenkomsten niet al vóór het huwelijk kunnen sluiten. Overeenkomsten die afzien van het volgens de wet verschuldigde levensonderhoud zijn namelijk nietig op grond van artikel 1:400 lid 2 BW. Voorts ziet artikel 1:158 BW slechts op overeenkomsten die tijdens het huwelijk zijn gesloten, en aldus niet vóór het huwelijk.

Rechtspraak

Rechtbanken en hoven hebben de afgelopen jaren meerdere malen geoordeeld over de geldigheid van voorhuwelijkse nihilbedingen. Dat was ook het geval in een zaak waarin het gerechtshof Den Haag op 18 januari 2017 uitspraak deed. De partijen in deze zaak hadden vóór het huwelijk afgezien van het recht op partneralimentatie na echtscheiding. Volgens het gerechtshof valt een dergelijk voorhuwelijks nihilbeding niet binnen de grenzen van artikel 1:158 BW en is nietig op grond van artikel 1:400 lid 2 BW.

Cassatie in het belang der wet

Advocaat-Generaal Lückers (hierna: de “A-G”) heeft cassatie in het belang der wet ingesteld tegen voornoemde uitspraak van het gerechtshof. Samengevat concludeert de A-G dat de uitspraak van het gerechtshof moet worden vernietigd. Volgens de A-G is artikel 1:400 lid 2 BW immers niet van toepassing op overeenkomsten over partneralimentatie. Ook komt volgens de A-G een ruime uitleg toe aan artikel 1:158 BW, zodat ook voorhuwelijkse alimentatieovereenkomsten daaronder vallen. Volgens de A-G heeft de wetgever namelijk de contractsvrijheid van echtgenoten voorop willen stellen als het op partneralimentatie aankomt. Een voorhuwelijks nihilbeding is volgens de A-G aldus niet nietig.

Hoge Raad

Op 25 november 2022 heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over voornoemde kwestie. Samengevat oordeelde de Hoge Raad dat een voorhuwelijks nihilbeding wel degelijk nietig is ingevolge artikel 1:400 lid 2 BW. Dit oordeel is ook in lijn met de eerdergenoemde rechtspraak van de Hoge Raad in 1980 en 1996. Tot slot oordeelde de Hoge Raad dat de wetgever aan zet is indien zij voorhuwelijkse nihilbedingen wenselijk acht.

Hebt u vragen over alimentatie? Neem dan vrijblijvend contact op met onze familierechtadvocaten.