Europese Hof verruimt vrije advocaatkeuze

Geplaatst op 7 juni 2020

Sinds een aantal jaren is er het nodige te doen over de vrije advocaatkeuze in de rechtsbijstandverzekering. Art. 4:67, eerste lid, Wet op het financieel toezicht bepaalt, voor zover hier relevant:

“Een rechtsbijstandverzekeraar draagt er zorg voor dat in de overeenkomst inzake de rechtsbijstanddekking uitdrukkelijk wordt bepaald dat het de verzekerde vrij staat een advocaat of een andere rechtens bevoegde deskundige te kiezen:
a. om zijn belangen in een gerechtelijke of administratieve procedure te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen; of
b. indien zich een belangenconflict voordoet.”

Dit wetsartikel is gebaseerd op een Europese richtlijn. Wanneer er discussie is over de uitleg van een richtlijn, dan is het aan het Europese Hof om uitleg te geven aan de bewoordingen in de richtlijn. In april 2016 informeerden wij u over een verruiming van de vrije advocaatkeuze. Tot 2013 bedoelde men met een “gerechtelijke of administratieve procedure” in de praktijk vaak een procedure waarvoor verplichte procesvertegenwoordiging geldt. In 2013 werd duidelijk dat deze vrije keuze ook gold als er geen verplichte procesvertegenwoordiging geldt. In 2016 werd duidelijk dat rechtsbijstandverzekerden ook bij procedure’s bij het UWV of in de bezwaarfase bij een bestuursorgaan een vrije advocaatkeuze hebben, ook al waren dat geen procedures bij een overheidsrechter (in eigenlijke zin).

De prejudiciële vraag over de vrije advocaatkeuze…

Hof van Justitie

© Marc Schneider via Pixabay

Op 14 mei 2020 deed het Europese Hof een nieuwe uitspraak op dit gebied. Het ging om prejudiciële vragen, die waren gesteld door het Grondwettelijk Hof van België. Daar liep een procedure tussen de Belgische Orden van Advocaten tegen de Ministerraad. Inzet was het verzoek van de Belgische Orden om een wet (‘de wet van 9 april 2017’) te vernietigen. De balies stelden dat deze wet in strijd was met een aantal bepalingen uit de Belgische Grondwet, gelezen in samenhang met art. 201 van richtlijn 2009/138.

In het Belgische Gerechtelijk Wetboek is voorzien in twee bemiddelingsvormen. De artikelen 1730 tot en 1733 regelen de buitengerechtelijke bemiddeling. Art. 1734 tot en met 1737 de gerechtelijke bemiddeling. De verwijzende rechter overwoog dat vóór de inwerkingtreding van de wet van 9 april 2017 elke rechtsbijstandverzekering moest voorzien in de vrijheid voor de verzekeringnemer om een advocaat (of ander gekwalificeerde persoon) te kiezen wanneer moest worden overgegaan tot een gerechtelijke of administratieve procedure. Bij deze wet is de keuzevrijheid uitgebreid tot de arbitrageprocedure. Zij is echter expliciet uitgesloten voor de bemiddelingsprocedure. Daar waren twee argumenten voor. Argument een was dat de aanwezigheid van een raadsman niet bevordelijk is voor de bemiddeling. Argument twee was dat de bemiddeling niet noodzakelijk steunt op een juridische redenering.

Het Belgisch Grondwettelijk Hof heeft de volgende vraag voorgelegd aan het Europees Hof:

“Dient het begrip ‘gerechtelijke procedure’ in art. 201, lid 1, a, van [richtlijn 2009/138] zo te worden uitgelegd dat daaronder de buitengerechtelijke en de gerechtelijke bemiddelingsprocedures […] zijn begrepen?”

Het antwoord van het Europese Hof

In het arrest van 14 mei 2020 zet het Europese Hof eerst haar voorafgaande jurisprudentie onder elkaar. Vervolgens overweegt het Hof dat bij de uitleg van een richtlijn niet enkel rekening wordt gehouden met de bewoordingen van deze bepaling. Bij die uitleg houdt het Hof ook rekening met de context en met de doelstelling van de regeling waarvan zij deel uitmaakt.

Vervolgens overweegt het Hof:

“Zoals de advocaat-generaal in punt 81 van zijn conclusie opmerkt, omvat de term “procedure” dus niet alleen de fase van het beroep voor een gerecht in eigenlijke zin, maar ook de fase die daaraan voorafgaat en tot een gerechtelijke fase kan leiden.

Het begrip “gerechtelijke procedure” in de zin van art. 201 van de richtlijn moet even ruim worden uitgelegd als het begrip “administratieve procedure”, aangezien het voorts incoherent zou zijn om deze twee begrippen verschillend uit te leggen wat betreft het recht om een advocaat of vertegenwoordiger te kiezen.

Hieruit volgt dat het begrip “gerechtelijke procedure” niet kan worden beperkt tot uitsluitend  niet-administratieve procedures voor een gerecht in eigenlijke zin, en ook niet door een onderscheid te maken tussen de voorbereidende fase en de besluitfase van een dergelijke procedure. Elke fase die kan leiden tot een procedure bij een rechterlijke instantie, zelfs een voorafgaande fase, moet dus worden geacht onder het begrip “gerechtelijke procedure” in de zin van art. 201 van de richtlijn te vallen.”

Het Hof bepaalt, na de Belgische situatie besproken te hebben, dat art. 201, lid 1, onder a, van de richtlijn inhoudt dat het gebruikte begrip “gerechtelijke procedure” ook betrekking heeft op een procedure voor gerechtelijke of buitengerechtelijke bemiddeling waarbij een rechterlijk instantie betrokken is of kan zijn, hetzij bij het inleiden van deze procedure hetzij na afloop ervan. Daarmee bestrijkt de vrije advocaatkeuze ook deze buitengerechtelijke procedure.

Commentaar | de vrije advocaatkeuze

De vraag is of deze uitspraak ook relevant is voor de Nederlandse praktijk. Daarbij is van belang dat het om de uitleg van een Europese regeling gaat. Die regeling geldt ook in Nederland. Daarom is de uitleg van het Europese Hof van belang.  In het Nederlands Wetboek voor Burgerlijke Rechtsvordering staat weliswaar geen bepaling die lijkt op de Belgische artikelen 1730 e.v. van het Gerechtelijk Wetboek. Daarom is het antwoord op de prejudiciële vraag niet relevant. Dat geldt echter niet voor de overwegingen van het Europese Hof.

De belangrijkste overwegingen

Eén van de belangrijke overwegingen van het Hof is te vinden in rov. 29. Daar overweegt het Hof, onder verwijzing naar de conclusie van haar advocaat-generaal, dat de term “procedure” niet alleen op de eigenlijke procedure ziet, maar ook op de fase die daaraan voorafgaat en tot een gerechtelijke fase kan leiden. In rov. 31 voegt het Hof daaraan toe dat er geen onderscheid gemaakt kan worden tussen de voorbereidende fase en de besluitfase van een dergelijke procedure. Vervolgens overweegt het Hof:

“Elke fase die kan leiden tot een procedure bij een rechterlijke instantie, zelfs een voorafgaande fase, moet dus worden geacht onder het begrip “gerechtelijke procedure” te vallen in de zin van art. 201 van richtlijn 2009/138 te vallen”. [onderstreping: EB]

Indien dit juist is, en daar lijkt het wel op, dan zou een rechtsbijstandverzekerde aldus in iedere fase die kan leiden tot een procedure bij een rechterlijke instantie recht hebben op vrije advocaatkeuze.

… voor de Nederlandse praktijk…

rechtsgebiedenDe in Nederland werkzame rechtsbijstandverzekeraars, zoals DAS Rechtsbijstand, Arag Rechtsbijstand, Achmea rechtsbijstand et cetera, verkopen een natura-verzekering. Dat betekent dat zij u, zelf, helpen bij een geschil. Daarvoor hebben deze verzekeraars eigen juristen in dienst. Tot voor kort gold dat u pas zelf een advocaat kon kiezen op het moment dat er (al dan niet bij een overheidsorgaan) een procedure startte. Interpreteren wij echter de overwegingen van het Hof goed, dan haalt deze uitspraak dat moment ver naar voren. Immers, zou de vrije advocaatkeuze al gelden vanaf de fase die kan leiden tot een procedure bij een rechterlijke instantie. In heel veel gevallen is daarvan al snel sprake.

Hebt u een arbeidsgeschil en legt u als werkgever een sanctie op? Bent u werknemer en maakt u aanspraak op doorbetaling bij ziekte? Lijdt u daar toedoen van een derde letselschade en stelt u deze derde aansprakelijk? In al deze gevallen is er sprake van een voorbereidende fase die kan leiden tot een procedure.

Wanneer uit de overweging van het Europese Hof inderdaad volgt dat een rechtsbijstandverzekerde in elke fase van het geschil dat kan leiden tot een procedure vrije advocaatkeuze heeft, dan komt daarmee een van de uitgangspunten in de Nederlandse rechtsbijstandverzekering onder druk te staan. Zouden rechtsbijstandverzekeraars meer zaken moeten uitbesteden, dan is aannemelijk dat de inkoopkosten omhoog gaan. Veel Nederlandse rechtsbijstandverzekeraars hebben na 2013 en 2016 hun dekking in de polisvoorwaarden aangepast! Het is de vraag hoe zij op deze uitspraak zullen reageren…

Contact?

Hebt u een geschil met uw rechtsbijstandverzekeraar, dan kunnen wij u helpen.  Bent u voor rechtsbijstand verzekerd? Dan kunt u zich nog veel eerder dan voorheen laten bijstaan door een van onze vertrouwde gezichten. Neem in beide gevallen contact met ons op!