Wanneer een partij stelt dat de ander iets heeft gezegd of gedaan, dan onderbouwt deze partij dit met een bewijsmiddel. De Hoge Raad heeft in 2018 bepaald dat bewijs in een rechtszaak geleverd kan worden door alle middelen. Het is aan de rechter om het gepresenteerde bewijs te waarderen. Geluidsopnames, foto’s en video’s zijn middelen die kunnen dienen tot bewijs van de gestelde feiten. Wat vindt de rechter eigenlijk van geluidsopnames, foto’s en video’s?
Tegenwoordig beschikt vrijwel iedereen over een mobiel met camera, een ringdoorbel of een beveiligingscamera. Advocaten worden door cliënten overladen met opnames in alle soorten en maten. Het is aan de advocaat om, in overleg met cliënt, te bepalen welke opname wel of juist niet in het geding wordt gebracht. Hierbij is het allereerst van belang dat de opnames relevant zijn voor de beoordeling van de stellingen of verzoeken in de procedure. Uit een tweetal recente uitspraken volgt wat een rechter in ieder geval niet wil zien of horen.
Verder is het van belang kinderen niet te betrekken bij de opnames. Zo oordeelt het Gerechtshof Den Haag in zijn beschikking van 20 december 2023 ter zake de zorgregeling als volgt:
“Het hof hecht met name waarde aan hetgeen het hof op zitting heeft waargenomen in plaats van aan geluidsbanden waarvan het hof niet weet onder welke omstandigheden deze zijn gemaakt. Het hof acht het niet verstandig dat een minderjarig kind in het conflict van de ouders wordt betrokken door het maken van geluidsopnames”.
“Daarbij neemt het hof in aanmerking dat ter zitting namens de vrouw naar voren is gebracht dat de man een goede vader voor [minderjarige] is. Dit in tegenstelling tot haar eerder ingenomen stelling dat er zorgen zijn over de situatie van [minderjarige] bij de man, ter onderbouwing waarvan zij de geluidsopnames heeft ingediend”.
Ook is het belangrijk om er rekening mee te houden dat opnames niet onnodig kwetsend of grievend zijn voor de ander. De Voorzieningenrechter bij de Rechtbank Midden-Nederland oordeelt in haar beschikking van 22 december 2023 ter zake de wijziging van een voorlopige omgangsregeling als volgt:
“Verder moet het de voorzieningenrechter van het hart dat hij de manier van procederen door de moeder hoogst ongepast vindt. Zij vond het nodig ****pics van de vader in het geding te brengen, die hij kennelijk aan een nicht heeft gestuurd. De voorzieningenrechter is niet bijzonder geïnteresseerd in ’s mans geslachtsdeel. Die ****** is ook totaal niet relevant voor de beoordeling van de vorderingen”.
“Ook de impliciete suggestie van de moeder dat de vader een zedenrisico is (door de redenering: hij is vroeger seksueel misbruikt, slachtoffers worden vaker dan gemiddeld dader, dus…), is werkelijk beschamend. Als dit de manier is waarop deze ouders met elkaar om menen te moeten gaan, dan maakt de voorzieningenrechter zich grote zorgen over hun toekomst en die van hun zoon”.
Bovenstaande voorbeelden geven aan hoe het niet moet. Het toont tevens aan dat het belang van een juiste bewijsvoering groot is. Mocht u hulp nodig hebben bij het begrijpen van bewijsvoering en het verzamelen van bewijsmateriaal, neem dan vrijblijvend contact met een van onze familierechtadvocaten. Zij leggen u graag uit hoe het wel moet.