Omgangsregeling… met de hond?

Geplaatst op 26 oktober 2018 door mr. J. (Jorika) Todorov

Ongeveer één op de zeven Nederlanders deelt zijn huis met een hond. Een hond is voor veel mensen niet enkel een huisdier, maar een familielid. Wat gebeurt er met de hond als een stel uit elkaar gaat? Gaat de hond naar één van de partijen of is een omgangsregeling mogelijk? Die vraag wordt besproken aan de hand van een vonnis van de voorzieningenrechter in Gelderland van 4 oktober 2018

Waar ging het om in deze zaak?

omgangsregeling hondEen jong stel woonde samen. In die periode heeft het stel een hond aangeschaft.  Na de verbreking van hun relatie, hebben zij samen een regeling getroffen over de hond. De hond verbleef zeer regelmatig bij ieder van hen.

Op een gegeven moment, ruim twee jaar na verbreking van de relatie, heeft de vrouw de regeling over de hond stopgezet. De vrouw wil dat de hond alleen nog bij haar is en door haar wordt verzorgd. Sindsdien is de hond niet meer bij de man geweest. De man heeft naar aanleiding hiervan een kort geding aangespannen.

Standpunt van de man

De man stelt zich op het standpunt dat het stel gezamenlijk eigenaar is van de hond. Daarom is de man van mening dat hij recht heeft op voortzetting van de omgangsregeling, zoals het stel eerder is overeengekomen. Hij vordert dan ook nakoming van de eerder gemaakte afspraken.

Standpunt van de vrouw

De vrouw stelt zich op het standpunt dat het voortzetten van de regeling met de hond niet in het belang van de hond is. Zij stelt dat de hond na terugkomst van de man onrustig is. Daarnaast is de vrouw van mening dat het ook niet in haar persoonlijk belang is. Zo lang zij via de hond verbonden is met de man, kan zij de relatie met hem niet afsluiten. Daarom vindt zij dat zij geen gevolg meer hoeft te geven aan de eerder gemaakte afspraken.

Het oordeel van de voorzieningenrechter

De vraag die in deze zaak centraal staat, is of de vrouw eenzijdig kon en mocht beslissen om de bestaande regeling met de man ten aanzien van de hond te beëindigen.

De omstandigheden van het geval

De omstandigheden waarin het stel de zorg voor de hond vorm geven, zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter vergelijkbaar. De vrouw heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan moet worden aangenomen dat de hond slechter af is bij de man dan bij haar of dat de belangen van de hond zich verzetten tegen het verblijf bij de man. Uit het voorgaande kan dan ook niet worden afgeleid dat omwille van het welzijn van de hond de bestaande regeling moet worden beëindigd.

De communicatie tussen partijen over de hond

Ook uit hetgeen verder naar voren is gebracht, waaronder de tussen het stel verzonden Whatsapp-berichten, volgt niet dat de communicatie omtrent de hond dusdanige problemen tussen hen of spanningen aan de zijde van de vrouw met zich bracht dat reeds daarin aanleiding kan worden gevonden voor het oordeel dat voortzetting van de bestaande regeling met betrekking tot de hond niet langer van de vrouw kan worden gevergd.

Het oordeel

Gelet op het voorgaande bepaalt de voorzieningenrechter dat de bestaande regeling met betrekking tot de hond dient te worden voortgezet. Indien de vrouw zich niet houdt aan de regeling moet zij een dwangsom ter hoogte van € 100,- per dag betalen dat zij niet voldoet aan het vonnis, tot een maximum van € 10.000,-

Wat is er bijzonder aan deze uitspraak?

Vooropgesteld dient te worden dat een hond geen roerende zaak is. Dit staat in art. 3:2a BW. Dit artikel bepaalt:

  1. Dieren zijn geen zaken.

  2. Bepalingen met betrekking tot zaken zijn op dieren van toepassing, met in achtneming van de op wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht gegronde beperkingen, verplichtingen en rechtsbeginselen, alsmede de openbare orde en de goede zeden.

Omgangsregeling..?

Dit betekent dat de omgangsregeling zoals geregeld in artikel 1:337e BW niet van toepassing is. Dit artikel is namelijk alleen bedoeld voor omgang tussen een ouder en een kind. Het eerste lid van dit artikel bepaalt immers:

Het kind heeft het recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind.

Een hond valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 1:337a BW. Gelet op het feit dat een hond gelijkgeschakeld zijn met een roerende zaak, mag de eigenaar van de roerende zaak (lees: hond) bepalen waar de hond gaat wonen en wie omgang met de hond mag hebben. De volgende criteria zijn van belang om de eigenaar te bepalen:

Wie:

De bovengenoemde criteria zijn niet doorslaggevend. De rechter zal per individueel geval de omstandigheden afwegen.

Gezamenlijk bezit..?

Daarnaast is het mogelijk dat een stel eigenaar is van een hond. In een dergelijk geval is er sprake van mede-eigenaren. De rechter kan tot ‘verdeling’ van het gemeenschappelijke goed overgaan, als een stel uit elkaar gaat en er sprake is van gemeenschap van goederen. Het probleem is echter dat een hond niet deelbaar is. Daarom komen partijen doorgaans een omgangsregeling met elkaar overeen.

Dat zo’n regeling niet vrijblijvend is blijkt wel uit deze uitspraak van de voorzieningenrechter in Gelderland. Hebt u vragen over de gevolgen van een echtscheiding of de verbreking van een samenleving? Neem dan vrijblijvend contact op met één van onze familierecht advocaten!

Gepubliceerd op 26 oktober 2018 door: mr. J. (Jorika) Todorov