Vervangende toestemming tot vaccinatie

Geplaatst op 5 januari 2019 door mr. N.T. (Michiel) Vogelaar

Op 8 augustus 2018 heeft de rechter vervangende toestemming verleend om een minderjarig kind deel te laten nemen aan het rijksvaccinatieprogramma.

Waar ging het om in deze zaak?

Partijen zijn ex-partners en hebben het gezamenlijk gezag over hun minderjarige kind. De vrouw wil het kind niet laten meedoen aan het rijksvaccinatieprogramma. De man wil dat wel en verzoekt daarom vervangende toestemming aan de rechter. De toestemming van de rechter komt dan in de plaats van (c.q. vervangt de) de toestemming van moeder,

Het standpunt van de man…

vaccinatieDe vrouw heeft eenzijdig besloten om het kind niet deel te laten nemen aan het vaccinatieprogramma. De vrouw heeft gezegd dat zij wenst dat hun kind vanaf de 2e verjaardag via de huisarts zal worden ingeënt. Maar dan met mono-vaccins. Dit is niet in het belang van het kind, omdat dit risico’s heeft voor haar gezondheid. Het is volgens de man in het algemeen belang dat het kind andere kinderen niet kan besmetten. In medische kringen wordt het overheidsbeleid breed gedragen.

Het verweer van de vrouw…

Deelname aan het rijksvaccinatieprogramma is niet in het belang van het kind, aldus moeder. Integendeel, het is meer in haar belang dat zij nog twee jaar borstvoeding ontvangt. Dat beschermt haar veel beter tegen ziektes. Als gevolg van een misverstand heeft het kind wel de DKTP-vaccinatie gehad, maar er was nooit overeenstemming met de man over deelname aan het rijksvaccinatieprogramma door het kind.

Naar de overtuiging van de vrouw brengt het deelnemen aan het vaccinatieprogramma juist risico’s voor de gezondheid van het kind met zich mee. Dit inzicht van de vrouw wordt ondersteund door het standpunt van de Nederlandse Vereniging Kritisch Prikken. Er is geen dwingende noodzaak om een baby te vaccineren. Het kind moet in de gelegenheid worden gesteld om haar immuunsysteem zelf ongestoord te laten ontwikkelen. Zolang zij borstvoeding krijgt, behoeft zij in ieder geval niet te worden ingeënt.

vaccinatieVan veel vaccins van het vaccinatieprogramma is nog niet eens onderzocht wat de nadelige gevolgen zijn van het gelijktijdig toedienen daarvan, aldus nog steeds de vrouw. Ook zitten in de vaccins diverse hulpstoffen. Bijvoorbeeld aluminiumfosfaat. Terwijl dat bewezen toxische effecten heeft en mogelijk een van de oorzaken van Alzheimer is. Daarnaast wordt een stof als formaldehyde gebruikt die zeer giftig is. Als laatste blijkt uit diverse onderzoeken dat inenten voor een kind schadelijke gevolgen kan hebben, zo stelt de vrouw

Zelfbeschikkingsrecht van het kind

De overtuiging van de vrouw is, zo stelt zij zelf, welbewust en goed doordacht. De man was daar, volgens de vrouw, van op de hoogte. Los van de medische en ethische bezwaren van de vrouw acht de vrouw het verzoek van de man ook in strijd met het zelfbeschikkingsrecht van het kind. De vrouw heeft in dit verband verwezen naar de artikelen 6, 10 en 11 van de Grondwet, artikel 2 van de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens, artikel 8 en 9 van het EVRM en artikel 16 van het IVRK.

Draagvlak onder medici voor niet-vaccineren

Dat het vaccinatieprogramma als overheidsbeleid geldt, betekent – zo stelt de vrouw – nog niet onverkort dat dit het beste voor ieder kind zou zijn. Ook binnen medische kringen bestaat, aldus de vrouw, groot draagvlak voor het bewust niet vaccineren van kinderen. De man heeft niet onderbouwd dat andere kinderen gevaar zouden lopen als het kind niet is gevaccineerd. Bovendien kan de vrouw de symptomen herkennen als die zich zouden voordoen en direct medische hulp inschakelen.

De uitspraak van de rechter

De rechtbank Amsterdam wijst op 8 augustus 2018 vonnis. De rechtbank oordeelt:

Het rijksvaccinatieprogramma heeft als doel (jonge) kinderen te beschermen tegen schadelijke ziekten. Gelet hierop is dit programma in het belang van het kind. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gevoerde overheidsbeleid door medici breed wordt gedragen en dat het overgrote deel van de bevolking dit overheidsbeleid steunt en kinderen daaraan laat deelnemen. Daaraan doet niet af dat er ook deskundigen zijn die daar kritisch tegenover staan.
Het laten vaccineren van de minderjarige volgens het rijksvaccinatieprogramma is het meest in haar belang. Het argument van de vrouw dat zij door het geven van moedermelk de minderjarige ook voldoende kan beschermen speelt, wat de juistheid daarvan ook is, thans geen rol meer, omdat de vrouw daarmee is gestopt.

De vrouw heeft verder nog aangevoerd dat de minderjarige schade op kan lopen door de vaccinaties, de combinaties van de vaccinaties en de hulpmiddelen daarin. Het is bekend dat er bijwerkingen kunnen ontstaan. Maar er is niet gesteld of gebleken dat de minderjarige meer risico loopt dan een ander kind.

De vrouw heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die tot het oordeel kunnen leiden dat sprake is van schending van de door haar vermelde artikelen van de Grondwet, IVRK en EVRM.

Waarom is deze uitspraak bijzonder?

Vrouwe justitiaDeze uitspraak is bijzonder omdat de rechter hier op de stoel van de ouders van een minderjarige gaat zitten. Gezeten op die stoel overweegt de rechter of deelname aan het rijksvaccinatieprogramma in het belang van de minderjarige is. Omdat de rechter meent dat dit het geval is, verleent de rechter aan de vader van de minderjarige vervangende toestemming om deel te nemen aan het rijksvaccinatieprogramma. Gezien de maatschappelijke discussie over vaccineren, is dit een stevige uitspraak.

Hebt u vragen over het gezag over een minderjarige of over vervangende toestemming? Neem dan contact op met onze familierechtadvocaten.

 

Gepubliceerd op 5 januari 2019 door: mr. N.T. (Michiel) Vogelaar