Wanneer men letsel oploopt, kan men beperkingen ondervinden in de dagelijkse activiteiten. Zo kan men arbeidsongeschikt raken. Ook kan men beperkt worden in het verrichten van de huishoudelijke taken. Het vervelende hiervan is dat niet ieder slachtoffer in staat is om de kosten voor huishoudelijke hulp voor te schieten. Om die reden helpt vaak een familielid of een kennis met de huishoudelijke taken die het slachtoffer niet meer zelf kan verrichten. In dat geval is de huishoudelijke hulp veelal feitelijk kosteloos. Heeft het slachtoffer dan nog steeds recht op een vergoeding voor deze kosteloze huishoudelijke hulp? In deze blog behandel ik een recente uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank oordeelde over vergoeding voor huishoudelijke hulp die de moeder van het slachtoffer verleende.
Op 26 januari 2017 werd het slachtoffer in deze zaak mishandeld door een collega. Ten gevolge van de mishandeling liep het slachtoffer letsel op. Het letsel bestond uit een gescheurde meniscus van de linkerknie. Er liep een strafzaak tegen de verdachte.
Het slachtoffer voegde zich in het strafproces. Dit houdt in dat een slachtoffer zijn civiele claim mag indienen in de strafzaak tegen de verdachte. In de strafzaak veroordeelde de rechtbank Gelderland de verdachte. Hij kreeg een werkstraf.
Ten aanzien van de door het slachtoffer ingediende claim, wees de rechtbank een deel van de claim toe. Voor het overige is de claim niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat de rechter het overige deel van de claim niet inhoudelijk behandelt. Dat gebeurt bijvoorbeeld als de vordering te complex is. De rechter is dan van oordeel dat de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Het slachtoffer kan de claim dan nog voorleggen aan de civiele rechter. Dat is precies wat het slachtoffer in deze zaak deed. Waar ik het net over een slachtoffer had, heb ik het in het vervolg van deze blog over eiser. In de civiele procedure wordt het slachtoffer eiser genoemd. De verdachte of dader in de strafzaak wordt in de civiele procedure gedaagde genoemd.
In de civiele procedure vordert eiser diverse schadeposten. De schadeposten hadden onder meer betrekking op de zorgkosten, het smartengeld en de huishoudelijke hulp. De meest interessante schadepost is de huishoudelijke hulp.
Eiser stelt dat hij door de mishandeling ernstig knieletsel opliep. Hierdoor was hij enige tijd beperkt in zijn mobiliteit. Hij kon bijvoorbeeld geen trap lopen. Hij had gedurende 11 weken huishoudelijke hulp nodig. Omdat hij een alleenstaande man is, is hij tijdelijk bij zijn moeder gaan wonen. Zijn moeder hielp hem met zijn persoonlijke verzorging, het huishouden, en vervoer naar de zorgverleners. Eiser hoefde niets te betalen aan zijn moeder. De hulp kostte hem feitelijk niets. Desondanks vordert hij een vergoeding voor de verleende hulp.
Zijn vordering baseert eiser op vaste jurisprudentie op dit gebied. Eiser verwijst naar de bekende uitspraak van Hoge Raad van 5 december 2008. In die uitspraak bepaalde de Hoge Raad dat het niet uitmaakt door wie de hulp is verleend. Zelfs wanneer de hulp verleend is door een mantelzorger die geen vergoeding krijgt, staat dit niet aan de vergoeding in de weg. Voorwaarde is wel eiser daadwerkelijk hulp kreeg. Daarnaast is het een voorwaarde dat het om werkzaamheden gaat waarvan normaal en gebruikelijk is dat zij worden verricht door professionele hulpverleners.
Voor de begroting van zijn vordering zoekt eiser aansluiting bij de tarieven voor persoonsgebonden budget voor de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiser vordert 1 uur per dag tegen een uurtarief van € 20,00.
Gedaagde voert aan dat eiser tekort is geschoten in zijn schadebeperkingsplicht. Eiser had namelijk een beroep kunnen doen op de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Dit houdt in dat de gemeente eiser kon ondersteunen bij zijn hulpbehoefte. In dat geval had eiser een eigen bijdrage van maximaal € 19,00 per maand betaald. Gedaagde zou dan alleen die eigen bijdrage hoeven te vergoeden.
Het staat onbetwist vast dat eiser ten tijde van de mishandeling zelfstandig woonde. Ook staat vast dat eiser ten gevolge van het knieletsel beperkt was in zijn mogelijkheden. Eiser stelt dat zijn moeder hem heeft verzorgd. Ook verleende zij huishoudelijke hulp. Dit heeft gedaagde niet gemotiveerd betwist. Daarom komen deze feiten vast te staan. Het gaat hier om werkzaamheden die eiser voorheen zelf verrichtte. In zijn situatie zou het gerechtvaardigd zijn geweest om professionele hulp in te huren. Het staat dus vast dat eiser een vergoeding moet krijgen voor de huishoudelijk hulp.
Eiser stelde dat hij gedurende 11 weken hulp nodig had. Deze periode is ook niet gemotiveerd betwist. De periode van 11 weken staat vast. Voor de begroting van de vergoeding, neemt de rechtbank de richtlijn huishoudelijke hulp van De Letselschade Raad als uitgangspunt. Deze richtlijn kent vaste vergoedingen. Deze forfaitaire vergoeding is afhankelijk van de gezinsomvang. Ook is de forfaitaire vergoeding afhankelijk van de ernst van het letsel. De genoemde richtlijn maakt een onderscheid in ‘zwaar beperkt’ en ‘licht tot matig beperkt’. De rechter gaat in deze zaak uit van de categorie ‘licht tot matig beperkt’. Het normbedrag voor een alleenstaande in deze categorie bedroeg in 2017 € 65,00 per week. De rechter acht niet aangetoond dat eiser meer schade dan dit leed. De verwijzing naar een persoonsgebonden budget tarief is niet voldoende om van die bedragen uit te gaan. De rechter wijkt derhalve niet af van de bedragen in de richtlijn. De rechter wijst de vordering toe tot een bedrag van (11 weken x € 65,00 = ) € 715,00.
De schadepost huishoudelijke hulp zorgt vaak voor discussies in letselschadezaken. Vaak stelt de aansprakelijke partij (of diens verzekeraar) dat er geen beperkingen zijn. In deze uitspraak zien we dat wanneer de beperkingen niet gemotiveerd worden betwist, de rechter ervan uitgaat dat er wel beperkingen zijn. Hetzelfde geldt voor de periode van de beperkingen.
Daarnaast is deze uitspraak interessant omdat niet bij iedereen duidelijk is dat er een recht op een vergoeding bestaat wanneer de huishoudelijke hulp feitelijk kosteloos is.
Tot slot is deze uitspraak interessant omdat we niet zelden zien dat de aansprakelijke meent geen vergoeding verschuldigd te zijn wanneer eiser tijdelijk elders woont. Het is dan niet meer eiser die hulp nodig heeft in zijn huishouding, maar de derde bij wie eiser tijdelijk intrekt, is de gedachte. Deze gedachtegang is onjuist. Ook in die situaties heef eiser recht op een vergoeding voor de verleende huishoudelijke hulp.
Heeft u letsel opgelopen? Zoekt u hulp bij het claimen van uw letselschade? Neemt dan vrijblijvend contact op.