Arbeidsongeval hoger beroep: werkgever toch aansprakelijk…

Geplaatst op 28 juni 2019 door mr. E.W. (Edwin) Bosch

Een medewerkster van de Aldi komt ten val in de supermarkt. Hierdoor heeft zij letsel. Voor de letselschade door dit arbeidsongeval stelt zij haar werkgever aansprakelijk. Helaas weigert de werkgever aansprakelijkheid te erkennen. Daarop laat zij enkele getuigen onder ede door de rechter horen. Vervolgens start zij een deelgeschil. De deelgeschilrechter oordeelt dat er sprake is van een ‘ongelukkige samenloop van omstandigheden’ en wijst de vordering af. Gelukkig komt deze werkneemster van het deelgeschil in hoger beroep, zo blijkt uit een recent arrest van het Hof Den Haag. In het arbeidsongeval hoger beroep wordt de werkgever toch aansprakelijk gehouden.

De feiten

Op 7 september 2010 heeft een ongeval plaatsgevonden, waarbij de werkneemster letsel bekwam. Werkneemster was die dag (tijdelijk) in dienst bij Aldi Zoetermeer B.V., als caissière. Zij verrichtte haar werkzaamheden in de vestiging in Alphen aan den Rijn. Na het

Supermarkt

Afbeelding van Ulrich Dregler via Pixabay

ongeval is werkneemster naar huis gegaan. De dag na het ongeval heeft zij zich ziek gemeld en heeft zij haar huisarts bezocht.

Op 27 september 2010 is haar dienstverband van rechtswege geëindigd. Zij had haar werkzaamheden toen nog niet hervat. Bij brief van 11 oktober 2010 is Aldi door de werkneemster aansprakelijk gesteld voor het ongeval.

Een collega van de werkneemster heeft op 14 oktober 2010 een verklaring afgelegd. Daaruit bleek dat de werkneemster een pot met worteltjes en erwtjes had laten vallen. De werkneemster heeft dit zelf opgeruimd en (met water) schoongemaakt. Later kwam zij boodschappen afrekenen. Daarna liep zij terug naar de tafel. Vervolgens viel c.q. glee uit met haar rug tegen de tafel. Werkneemster zou daar vijf minuten zijn blijven liggen. Vervolgens liep zij de winkel uit.

Het toedrachtsonderzoek

De verzekeraar van Aldi, Allianz, heeft een toedrachtonderzoek laten doen door Schaderegelingsburo R.P. van Dijk. In dat kader is een onderzoeker van dit bureau op 9 december 2010 in de winkel geweest. Toen heeft de getuige echter verklaard dat het een klant was die de potten had laten vallen. Voorts vulde hij aan dat er tussen het schoonmaken en de val tien minuten verstreken waren. Bovendien zou de werkneemster zijn gevallen nadat zij, na sluitingstijd, boodschappen voor zichzelf had afgerekend. Op 21 november 2015 is door deze collega opnieuw een verklaring op papier gezet. Ook deze verklaring was weer net anders dan de vorige twee.

Medisch

De huisarts van de werkneemster schreef op 1 juli 2015:

Patiënte overkwam op 7 september 2010 een ongeval, zij gleed uit op het werk omdat de vloer nat was. Zij heeft daarbij letsel aan rechter schouder en linker lies/heup opgelopen. Patiënte houdt continu last van haar rechterschouder en voelt bij traplopen soms een stekende pijn in de linker lies. Patiënte heeft pijn bij heffen van de rechterarm. De pijnklachten van de schouder zijn onveranderd sinds 2010. De heupklachten zijn flink verminderd met behulp van fysiotherapie. Op 29-05-2015 is een x-schouder en echo schouder rechts gemaakt. Conclusie is geen ossale afwijkingen en geen rotatorcuff letsel. De klachten zijn sinds 2010 onveranderd, een grote verandering is niet te verwachten. Of de afwijkingen als enige en rechtstreeks ongevalsgevolg te beschouwen zijn kan ik niet beoordelen

Op 13 juli 2016 heeft de kantonrechter in Den Haag enkele getuigen gehoord. Dit in het kader van een door de werkneemster verzocht voorlopig getuigenverhoor. Dat was werkneemster zelf, haar echtgenoot, de filiaalmanager en drie collega’s. Op 30 november 2016 zijn de assistent-filiaalmanager en een nadere collega gehoord. Ten slotte is op 13 februari 2017 de districtsmanager van Aldi gehoord.

(De verzekeraar van) Aldi wees, ook na de getuigenverhoren, de aansprakelijkheid af.

Het deelgeschil

Hierop is door werkneemster een deelgeschil gestart. In dit deelgeschil verzocht zij de rechter te bepalen dat Aldi jegens haar aansprakelijk is. Dit voor de gevolgen van het ongeval van 7 september 2010.

De kantonrechter heeft de verzoeken van de werkneemster afgewezen en de kosten van het deelgeschil begroot. De kantonrechter heeft daartoe – kort gezegd – overwogen dat het ongeval werkneemster niet is overkomen in de uitoefening van haar werkzaamheden. Dat er evenmin sprake is van een schending van de zorgplicht ex art. 7:658 BW, van een gebrekkige opstal als bedoeld in art. 6:174 BW, of van een onrechtmatige daad. Er is (slechts) sprake geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.

Aldus strandde de vordering van de werkneemster. Gelukkig legt zij zich niet neer bij dit oordeel, maar gaat zij (tijdig) in hoger beroep.

Arbeidsongeval hoger beroep

Paleis van Justitie

Door Steven Lek, CC BY-SA 4.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=57790272

Het Hof Den Haag stelt in zijn arrest van 21 mei 2019 voorop dat een werknemer die op grond van artikel 7:658 lid 2 BW schadevergoeding vordert, zal moeten stellen en zo nodig bewijzen dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Daarbij geldt dat niet van de werknemer kan worden verlangd dat hij ook aantoont wat de toedracht of de oorzaak is geweest van het ongeval (Hoge Raad 4 mei 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1430).

Als vaststaat dat de werknemer in de uitoefening van haar werkzaamheden schade heeft geleden, is de werkgever aansprakelijk, tenzij de werkgever aantoont dat hij de in artikel 7:658 lid 1 BW bedoelde zorgverplichting is nagekomen. Deze bepaling impliceert dat op de werkgever de bewijslast van de toedracht van het ongeval rust, voor zover de werkgever zich wil beperken tot het bewijs dat hij de op de aard van het ongeval toegespitste verplichtingen is nagekomen (HR 29 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2432). De werknemer zal op zijn beurt de omvang van de schade moeten stellen en bewijzen c.q. aannemelijk maken.

In de uitoefening van de werkzaamheden…

Vervolgens oordeelt het hof dat tussen partijen vaststaat (‘niet in geschil is’) dat werkneemster op 7 september 2010 aan het werk was. Ook staat vast dat aan werkneemster een ongeval is overkomen. Vervolgens overweegt het hof dat zelfs als het verweer van Aldi, dat werkneemster na sluitingstijd viel en zelfs ná het afrekenen van haar privé boodschappen, juist is, dat aan toewijzing van de vordering niet in de weg staat. Het Hof overweegt:

Het hof is van oordeel dat deze handelingen zo nauw in relatie staan tot [appellante]’s dienstverband bij Aldi en de uitoefening van haar werkzaamheden op de werkplek, welke werkplek zij die dag nog niet had verlaten, dat het ongeval dat haar is overkomen heeft te gelden als een ongeval in de uitoefening van haar werkzaamheden (vergelijk hof Den Haag 25 september 2012, ECLI:NL:GHSGR:2012:BX8919). In aansluiting op artikel 3.2. van het Arbobesluit waarin is bepaald dat de arbeidsplaats ook veilig moet kunnen worden verlaten, rust op Aldi de zorgplicht van artikel 7:658 lid 1 BW voor haar werknemer totdat zij de werkplek, in dit geval het Aldi-filiaal, na afronding van haar werkzaamheden heeft verlaten.

Schade

Ten aanzien van de schade wordt overwogen dat werkneemster zich de dag na het ongeval heeft gemeld bij haar huisarts. Deze heeft, blijkens zijn brief, toen geconstateerd dat werkneemster klachten en beperkingen uitte. Bovendien heeft de huisarts vastgesteld dat de extoratie (uitdraai naar buiten) van haar linker heup pijnlijk was. Verder constateerde de huisarts op 17 september 2010 dat zij over haar hele wervelkolom drukpijn had en hypertonie. Het hof oordeelt:

Het hof is van oordeel dat in elk geval ten aanzien van de kneuzing van de linker heup, sprake is van door een arts geconstateerd letsel waarvan voldoende aannemelijk is dat dit een gevolg is van het ongeval dat [appellante] is overkomen op 7 september 2010. Hiermee staat vast dat [appellante] tenminste enige schade, in de vorm van pijn, heeft geleden als gevolg van het ongeval dat haar is overkomen in de uitoefening van haar werkzaamheden. Aldi is in beginsel voor die schade aansprakelijk tenzij Aldi aantoont dat zij haar zorgplicht van artikel 7:658 lid 1 BW is nagekomen. Ten aanzien van die zorgplicht geldt dat op Aldi de bewijslast van de toedracht van het ongeval rust en van de stelling dat Aldi haar, op de aard van het ongeval – zoals zich dat heeft voorgedaan – toegespitste, verplichtingen is nagekomen.

Toedracht

Aan de toedracht van het ongeval besteedt het hof meer woorden. Zo constateert het hof dat een van de collega’s, degene die vrij snel na het voorval al een schriftelijke verklaring afgaf, nogal verschillend verklaard in de diverse verklaringen. Bovendien stroken die schriftelijke verklaringen ook niet met diens verklaring onder ede in het voorlopig getuigenverhoor. Aan de verklaring van deze getuige kan dan ook geen doorslaggevende betekenis worden toegekend. Het hof overweegt:

Dit betekent dan ook dat op basis van de getuigenverklaringen de toedracht van het ongeval onvoldoende is komen vast te staan. De toedracht kan ook niet anderszins worden vastgesteld. Aldi heeft niet kort na het ongeval een onderzoek verricht naar de werkomstandigheden van [appellante], de specifieke werkzaamheden of handelingen die zij verrichtte en de mogelijke oorzaak van het ongeval. […]. Het toedrachtonderzoek dat op 9 december 2010 op initiatief van de verzekeraar van Aldi heeft plaatsgevonden bestaat, voor zover in deze procedure overgelegd, slechts uit één foto op die dag genomen van de inpaktafel/bank […] en de verklaring van [collega 1] […]. Daaruit blijkt onvoldoende van de feitelijke omstandigheden ter plaatse op het tijdstip dat het ongeval plaatsvond. De conclusie is dan ook dat de toedracht van het ongeval, mede doordat Aldi – als werkgever – niet vlak na het ongeval een onderzoek heeft uitgevoerd, onvoldoende is komen vast te staan.

Zorgplicht

Dat de toedracht van het ongeval onvoldoende is komen vast te staan heeft gevolgen. Daarom kan Aldi namelijk niet volstaan met het benoemen van de algemene maatregelen die zij trof, zoals:

… en het arbobesluit…

Vervolgens bespreekt het hof de diverse punten waarop Aldi, als werkgever, tekort schoot in haar zorgplicht:

Ingevolge artikel 3.11. van het Arbobesluit moeten vloeren van arbeidsplaatsen zo veel mogelijk vrij zijn van oneffenheden en moeten zij verder zo veel mogelijk vast, stabiel en stroef zijn. Inherent aan het werken in een supermarkt is dat er een groot aantal producten aanwezig is en het aantal verplaatsingen van producten eveneens groot is, met een verhoogde kans dat een product valt en op de vloer terechtkomt. Dit geldt naar ervaringsregels in het bijzonder bij het inpakken van producten (boodschappen) bij een inpaktafel/bank. Dat klemt temeer nu het hof op basis van de als productie 1 bij het verweerschrift in eerste aanleg overgelegde foto moet constateren dat de betreffende inpaktafel/bank, smal is (er kan net een boodschappentas in de breedte op staan) en slechts tot ongeveer kniehoogte komt. Niet gesteld of gebleken is dat bij deze inrichting op enigerlei wijze rekening is gehouden met het voorkomen van het vallen van boodschappen tijdens het inpakken.

… en de vloer in het filiaal….

Verder overweegt het Hof ten aanzien van de vloer:

Niet gesteld of gebleken is dat de vloer in het filiaal dan wel bij de inpaktafel/bank periodiek, meerdere keren per dag op reguliere basis wordt geïnspecteerd op onregelmatigheden of dat de vloer meerdere keren per dag op reguliere basis wordt schoongemaakt. Een daartoe opgesteld schoonmaakprotocol ontbreekt.

En:

Ten aanzien van de vloer – die voorzien is van een 3-laags epoxycoating – heeft Aldi gesteld dat deze “van nature niet glad is”, maar in hoeverre hiervan daadwerkelijk een anti-slip werking uitgaat en de vloer voldoet aan het vereiste dat deze zoveel mogelijk stroef moet zijn, is onvoldoende onderbouwd. Aan bewijsvoering op dit punt wordt daarom niet toegekomen. De conclusie van Aldi dat er geen gladde tegelvloer is en zij dus haar zorgplicht niet heeft geschonden, gaat in haar algemeenheid niet op. Verder heeft Aldi, als werkgever, ook geen schoenen verstrekt of eisen gesteld aan het schoeisel van personeel – zoals een deugdelijk profiel aan de onderzijde van de schoen en/of de aanwezigheid van een antislipzool – teneinde het valgevaar op de vloer van het filiaal te beperken (bij afwezigheid van een winkelvloer met voldoende anti-slip werking). […] Het gaat in deze zaak om de veiligheid van werknemers op de arbeidsplaats ter zake waarvan de zorgplicht van artikel 7:658 lid 1 BW van de werkgever een hoog veiligheidsniveau vereist (zie o.m. HR 11 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC9225)

… en de Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E)…

Dat zijn al de nodige verwijten, doch daarmee was het hof nog niet klaar. Het hof voegt hieraan toe:

Aldi heeft bovendien geen Risico Inventarisatie en Evaluatie (RIE) zoals voorgeschreven in artikel 5 lid 1 Arbowet overgelegd waaruit kan blijken welke veiligheids- en omgevingsrisico’s er in het filiaal zijn ten aanzien van valgevaar en er is evenmin een plan van aanpak ter zake opgesteld. Ook ontbreken schriftelijke instructies aan het personeel over hoe in het filiaal Alphen aan den Rijn, ten aanzien van valgevaar op de vloer, veilig moet worden gewerkt of schoongemaakt. Dat het personeel bekend is met de noodzaak om onregelmatigheden zo spoedig mogelijk te verwijderen, kan als zodanig niet als afdoende worden beschouwd.

Conclusie

Om vervolgens te concluderen:

Tenslotte heeft Aldi niet dan wel niet voldoende gemotiveerd gesteld dat maatregelen zoals hiervoor genoemd (RIE en plan van aanpak, een schoonmaakprotocol dat ziet op meerdere inspectie- en schoonmaakrondes per dag, een vloer met anti-slip kenmerken dan wel voorschriften aan de medewerkers over schoeisel met deugdelijk profiel, en/of het verstrekken van duidelijke schriftelijke instructies aan de medewerkers over veilig werken ter voorkoming van valgevaar) bezwaarlijk van haar kunnen worden gevergd. Het hof is van oordeel, gelet op het voorgaande, dat Aldi niet bewezen heeft dat zij deze voornoemde maatregelen of andere toereikende maatregelen toegespitst op de aard van het ongeval, heeft genomen. Het hof concludeert dan ook dat Aldi niet aan haar zorgplicht van artikel 7:658 lid 1 BW heeft voldaan. Aldi heeft nog betoogd dat nakoming van haar zorgplicht het ongeval niet had kunnen voorkomen maar deze stelling is niet aannemelijk geworden nu de toedracht van het ongeval niet is komen vast te staan, mede als gevolg van nalatigheid van Aldi om direct nadat zij van het ongeval op de hoogte was gesteld ter plaatse een onderzoek uit te (laten) voeren. Dat het ongeval van [appellante] (slechts) het gevolg is geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden (al dan niet in combinatie met haar eigen onoplettendheid) is, gelet op de schending van de zorgplicht door Aldi, een conclusie die niet kan worden getrokken, althans die niet aan de vorenbedoelde aansprakelijkheid van Aldi in de weg staat.

Commentaar

Deze goed gemotiveerde uitspraak leert ons twee dingen.

Op de eerste plaats dat het voor een werkgever nog immer moeilijk is om zich vrij te pleiten na een arbeidsongeval. Zoals het hof terecht overweegt vereist de zorgplicht van artikel 7:658 lid 1 BW een hoog veiligheidsniveau. De werkgever zal werkelijke alle in redelijkheid te vergen maatregelen moeten treffen, wil geoordeeld kunnen worden dat de werkgever zich van zijn zorgplicht gekweten heeft.

Op de tweede plaats toont dit arrest aan dat het zinvol kan zijn om van een afwijzend oordeel van de deelgeschilrechter in hoger beroep te komen. Uit het arrest is de gedachtegang van de deelgeschilrechter niet goed te herleiden. Ik sla echter al aan op de conclusie dat er sprake zou zijn van een ‘ongelukkige samenloop van omstandigheden’. Prof. Van Dam heeft in C.C. van Dam, Het zinledige OSVO-criterium, Verkeersrecht 2001, p. 139 e.v. al aangetoond dat ‘ongelukkige samenloop van omstandigheden’ niets zegt. Immers soms leidt die ‘ongelukkige samenloop van omstandigheden’ tot aansprakelijkheid en soms niet. Daarom zou de rechter de ‘ongelukkige samenloop van omstandigheden’ achterwege moeten laten.

Hebt u vragen over het verhalen van uw letselschade? Over een deelgeschil? Of over een hoger beroep na een deelgeschil? Neem dan vrijblijvend contact met ons op!

Gepubliceerd op 28 juni 2019 door: mr. E.W. (Edwin) Bosch