Op 26 oktober 2023 beslist de Rechtbank Den Haag dat het gebruik van lachgas door de bestuurder ook voor rekening komt van het slachtoffer.
Verzoekster raakt betrokken bij een eenzijdig verkeersongeval. Bij dit ongeval verliest de bestuurder van de auto de macht over het stuur. De auto belandt in het water. Verzoekster, bijrijder, raakt ernstig gewond. Zij loopt ernstig letsel op.
Verzoekster had haar gordel niet goed om. De bestuurder van het voertuig heeft tijdens de autorit lachgas ingenomen. De vraag in deze zaak is in hoeverre dit voor rekening en risico van het slachtoffer komt.
Op 15 april 2019 raakt verzoekster betrokken bij een verkeersongeval. Op dat moment zit zij als passagier in een auto. De bestuurder van het voertuig gebruikt op dat moment lachgas. Op enig moment verliest de bestuurder de macht over het stuur. Het voertuig belandt in het water. Verzoekster had ernstig letsel: meerdere wervelfracturen en fracturen in het linker scheenbeen, de rechterenkel en de rechterhand. Zij lag veertien dagen in het ziekenhuis. Daarna volgde een lang revalidatietraject.
Ten tijde van het ongeval droeg verzoekster de gordel niet goed. Zij droeg slechts een enkele gordelband. De andere gordelband droeg zij achter haar rug.
De bestuurder nam tijdens de autorit lachgas in. De bestuurder is hiervoor strafrechtelijk vervolgd en veroordeeld.
Nationale-Nederlanden erkende de aansprakelijkheid voor het ontstaan van het ongeval en de daardoor ontstane letselschade. Zij beroept zich echter wel op eigen schuld. Nationale-Nederlanden geeft daarvoor twee redenen. Ten eerste droeg verzoekster de gordel niet goed. Ten tweede was sprake van lachgasgebruik door de bestuurder.
Nationale-Nederlanden wilde eerst 75% van de schade vergoeden vanwege het verkeerde gebruik van de gordel. Later wil zij nog slechts 50% van de schade vergoeden. Dit in verband met het lachgasgebruik. Het gevolg is dat de bijrijdster dan maar de helft van haar letselschade vergoed krijgt.
Er is een onderzoek gedaan naar de toedracht van het ongeval. De bestuurder verklaarde toen dat verzoekster lachgas gebruikte. Zij was bezig een ballon te vullen. De bestuurder had nooit in zijn leven lachgas gebruikt. Verzoekster ontkent dit. Zij zegt dat zij weigerde een ballon voor de bestuurder te vullen met lachgas. De bestuurder vulde vervolgens zelf de ballon. Daarna ademende hij uit de gevulde ballon. Verzoekster zei dat de bestuurder haar bij het vullen wegduwde.
Ook verklaarde zij dat zij bij het instappen een gasfles op de vloer van de bijrijdersstoel zag. Uit het toedrachtsonderzoek bleek dat de gasfles 2, 4 of 10 kilogram woog. Aangezien partijen in der minne niet tot overeenstemming komen, start de bijrijdster een deelgeschil bij de rechtbank.
Verzoekster verzoekt de rechtbank twee dingen:
Verzoekster voert aan dat zij de gordel niet goed droeg omdat zij vanwege esthetische redenen een korset droeg. Lachgas heeft zij niet gebruikt. Dat deed de bestuurder.
Nationale-Nederlanden stelt dat verzoekster bijdroeg aan het ontstaan van de letselschade en beroept zich op eigen schuld (art. 6:101 BW). Zij geeft twee redenen:
De rechtbank oordeelt als volgt:
Tussen partijen staat vast dat verzoekster de gordel onjuist droeg. Hiermee overtrad zij artikel 59 lid 7 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990. Die omstandigheid rekent de rechtbank haar aan. Veelal leidt het onjuist dragen van een gordel tot eigen schulddeling van 25% / 75%. De schade wordt dan slechts 75% vergoed. Het dragen van een korset om esthetische redenen is geen goede reden om de gordel onjuist te dragen, aldus de rechtbank.
De rechtbank volgt Nationale-Nederlanden niet in het standpunt dat verzoekster de gevulde ballonnen aan de bestuurder aanreikte. Zij heeft in het licht van de betwisting door verzoekster te weinig bewijs voor die stelling aangedragen. Wel volgt uit de omstandigheden dat verzoekster onvoldoende deed om de bestuurder te beletten lachgas te gebruiken.
De rechtbank weegt mee dat de lachgastank vrij groot en zwaar was. Na het ongeval is deze op de grond in de auto ter hoogte van de bijrijdersstoel aangetroffen. De rechtbank vindt het ongeloofwaardig dat verzoekster niks kon doen om de bestuurder te beletten lachgas te gebruiken. Dit gelet op de plaats waar de gasfles zich tijdens de autorit bevond en gelet op de grootte van de fles. Dit in combinatie met de handelingen die men moet verrichten om een ballon te vullen. Het lachgasgebruik van de bestuurder kan haar dus in enige mate worden verweten.
De rechter weegt mee dat verzoekster haar veiligheidsgordel onjuist droeg. Hierdoor was haar letsel mogelijk ernstiger dan in het geval zij haar veiligheidsgordel wel juist droeg. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat verzoekster de bestuurder niet belette om lachgas te gebruiken. Dit terwijl dit vanwege de plaats van de fles, de omvang en zwaarte en de combinatie van handelingen wel van haar verwacht mocht worden.
De rechtbank weegt deze omstandigheden af en komt op een schulddeling van 60% – 40%, waarbij de schade van verweerster voor slechts 60% wordt vergoed. Zij heeft dan 40% eigen schuld.
Tot slot kijkt de rechtbank of de billijkheidscorrectie tot een andere verdeling leidt. De rechtbank kijkt naar de verwijtbaarheid van de over en weer gemaakte fouten en de overige omstandigheden van het geval.
De rechtbank oordeelt dat de ernst van de over en weer gemaakte fouten aanleiding geeft voor toepassing van de billijkheidscorrectie. Ook het letsel van verzoekster weegt mee. Hoewel de exacte aard en omvang van het letsel en de gevolgen nog niet vaststaan, stelt de rechtbank vast dat het letsel van verzoekster ernstig was. Zij bracht veertien dagen door in het ziekenhuis. Ook zijn de gevolgen ernstig. Verzoekster ervaart elke dag pijn in haar rug, linkerbeen en rechterhand. Daarnaast ondervindt zij paniekaanvallen en zij heeft last van herbelevingen. Dit leidt tot een andere verdeling van de schade.
Nationale-Nederlanden moet uiteindelijk 70% van de door verzoekster geleden schade vergoeden. Verzoekster moet 30% van haar schade zelf dragen.
Over deze uitspraak zijn drie opmerkingen te maken.
De eerste is dat de rechtbank het de bijrijdster aanrekent dat zij haar gordel niet (juist) droeg. Uit een uitspraak van de Hoge Raad blijkt dat die omstandigheden – onder omstandigheden – ook aan de bestuurder kan worden toegerekend. Bij de afweging van de wederzijds gemaakte fouten neemt de rechtbank deze omstandigheid niet mee bij de bestuurder (zie rov. 5.9).
De tweede opmerking is dat de rechter overweegt dat doordat verzoekster de gordel niet droeg “haar letselschade mogelijk ernstiger dan in het geval zij haar veiligheidsgordel wel op de juiste wijze had gedragen”. De rechter laat daarmee in het midden of het niet gebruiken van de gordel daadwerkelijk tot ernstiger letsel heeft geleid dan wanneer zij haar gordel wel had gebruikt. Dat is bijzonder. Niet enkel de kans dat het letsel ernstig is maakt dat de bijrijdster heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schade. Dat is alleen het geval indien vastgesteld kan worden dat het niet dragen van de gordel daadwerkelijk heeft bijgedragen aan de aard, ernst en omvang van het letsel.
Ten derde valt op dat niet alleen het eigen gedrag kan leiden tot eigen schuld. Ook het gedrag van anderen kan hiertoe leiden. Zeker op het moment dat jijzelf invloed kan uitoefenen op dit gedrag. Ook wanneer je bijvoorbeeld weet dat een bestuurder gedronken heeft en je alsnog bij deze bestuurder instapt, kan dit gevolgen hebben voor de schadevergoeding op het moment dat je een ongeval overkomt.
Pas dus goed op bij wie je instapt!
Hebt u vragen over arbeidsongevallen, letselschade of zoekt u een gedreven letselschadeadvocaat? Neem dan geheel vrijblijvend contact met ons op!