Sport-en-spel of onrechtmatig handelen?

Geplaatst op 15 december 2023 door mr. E.W. (Edwin) Bosch

Het deelnemen aan sportactiviteiten is niet (altijd) zonder risico. Soms leidt het sporten tot (ernstige) letselschade. Uit de rechtspraak blijkt dat men in een sport- en spelsituatie er rekening mee moet houden met dat de deelnemers aan die sport of dat spel in redelijkheid tot op zekere hoogte gevaarlijke, slecht gecoördineerde, verkeerd getimede of onvoldoende doordachte handelingen of gedragingen waartoe de activiteit uitlokt of die daarin besloten liggen, van elkaar moet verwachten. Er geldt bij sport- en spelsituaties aldus een aangepaste zorgvuldigheidsnorm. Ook als er sprake is van letselschade. Dat ondanks deze verhoogde drempel er situaties zijn waarin een deelnemer toch aansprakelijk is blijkt uit een arrest van het hof Den Haag uit eind november 2023.

Wat is er gebeurd?

Op 8 maart 2014 vond een waterpolowedstrijd plaats tussen twee herenteams. Op enig moment bevonden twee tegenspelers zich links voor het doel van één van hen. Geen van beiden was in balbezit. Beide heren bevonden zich dicht achter elkaar. Op enig moment draait de voorste deelnemer zich naar links om. Bij het omdraaien raakt hij met zijn rechterhand de linkerkant van het gezicht van degene die achter hem zwemt. Het slachtoffer voelde pijn aan zijn kaak en voelde zich misselijk en duizelig. Hij is meteen na het incident door de keeper van zijn ploeg uit het water begeleid. Het slachtoffer heeft daarna niet meer aan de wedstrijd meegedaan.

Dezelfde dag nog bezoekt het slachtoffer de spoedeisende hulp. Daar is als werkdiagnose uitgegaan van een gekneusde kaak. Enkele dagen later wordt een kaakfractuur geconstateerd. Voorts wordt melding gemaakt van hoofdpijn en traagheid na een vuistslag. Als differentiaaldiagnose geldt een contusio cerebri (= hersenkneuzing). Op een CT-scan zijn geen afwijkingen gevonden. Met ingang van 1 januari 2020 ontvangt gelaedeerde een IVA-uitkering. Dat betekent dat hij volgens het UWV volledig en duurzaam arbeidsongeschiktheid is.

Naast een tuchtklacht, ingediend door de zwemvereniging van het slachtoffer, is er aangifte gedaan bij de politie. Naar aanleiding van deze aangifte heeft het Openbaar Ministerie mediation geadviseerd. Gelet op het resultaat van de mediation heeft de officier van justitie de laedens niet vervolgd.

Het slachtoffer heeft de laedens aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden en nog te lijden letselschade. De aansprakelijkheidsverzekeraar van de laedens wees aansprakelijkheid van de hand. Gelet daarop is door het slachtoffer een voorlopig getuigenverhoor aangevraagd. In dat kader zijn er diverse getuigen gehoord. Kennelijk heeft dit niet geleid tot overeenstemming tussen partijen. Hierin heeft gelaedeerde aanleiding gezien om de laedens en diens verzekeraar te dagvaarden bij de rechtbank. Dit om zijn letselschade vergoed te krijgen.

Standpunt van het slachtoffer

Het slachtoffer heeft een verklaring voor recht gevorderd dat de laedens aansprakelijk is voor de door hem geleden en nog te lijden letselschade. Hij vordert dat de rechtbank de laedens en zijn verzekeraar veroordeelt tot vergoeding van deze schade. Daarnaast vordert hij een voorschot van € 75.000 op de door hem geleden en nog te lijden letselschade, althans een door de rechter te bepalen bedrag.

Standpunt van de laedens (en diens verzekeraar)

De laedens meent dat hij niet aansprakelijk is. Hij wijst erop dat wat er ook gebeurd is, dit gebeurde tijdens de waterpolowedstrijd. Doordat er sprake is van een sport-en-spelsituatie geldt er een aangepaste zorgvuldigheidsnorm. De verhoogde drempel van aansprakelijkheid zou hier niet gehaald worden. Daarom meent hij niet aansprakelijk te zijn voor de letselschade van de laedens.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank wijst de vorderingen grotendeels toe. Zo oordeelt de rechtbank dat de laedens aansprakelijk is. De rechtbank veroordeeld hem tot betaling van de door het slachtoffer geleden schade. Ook kende de rechtbank een voorschot toe van € 5.000.  Met dit oordeel kon de laedens en diens verzekeraar zich niet verenigen. Daarom gingen zij in hoger beroep.

Het oordeel van het hof in hoger beroep

Het gaat om sport-en-spel

Het hof stelt voorop dat bij het oordeel of een deelnemer aan een sport of een spel onrechtmatig heeft gehandeld door een gedraging waardoor aan een andere deelnemer letsel is toegebracht, voor het aannemen van onrechtmatigheid zwaardere eisen moeten worden gesteld dan wanneer die gedraging niet in het kader van een sport- of spelsituatie zou hebben plaatsgevonden. De reden van deze verhoogde drempel voor aansprakelijkheid is, dat de deelnemers aan de sport of het spel gedragingen waartoe het spel uitlokt, waaronder onvermijdelijk van tijd tot tijd ook misslagen, over en weer van elkaar hebben te verwachten, terwijl gedragingen die overeenkomstig gevaar in het leven roepen, buiten het kader van de sport door de deelnemers aan het maatschappelijk verkeer als regel niet van elkaar behoeven te worden verwacht en mede daarom veelal niet aanvaardbaar zijn.

Was het gedrag buitensporig?

Het hof neemt vervolgens als vertrekpunt dat het slachtoffer de laedens verwijt dat diens gedraging buitensporig was of zelfs opzettelijk heeft plaatsgevonden. Nu het slachtoffer dit stelt en daaraan rechtsgevolgen verbindt, dient hij dit ook te bewijzen.

Vervolgens loop het hof langs alle getuigenverklaringen. Na bespreking van de getuigenverklaring komt het hof tot het oordeel dat onomstotelijk is komen vast te staan dat laedens in zijn onbesuisdheid een onnodig risicovolle beweging heeft gemaakt. De beweging wekte de indruk van een gerichte klap met een vuist, dan wel de rug van de hand. Die beweging is in ieder geval niet te beschouwen als een (normale, eventueel ongelukkig uitgevoerde) zwembeweging. Als er geen sprake was van een gerichte uithaal, kan laedens worden aangerekend dat hij bij het maken van deze beweging onvoldoende oog heeft gehad voor (de positie van) het slachtoffer. Daarmee heeft hij de kans op het veroorzaken van ernstig letsel door die beweging voor lief genomen. Dergelijk buitensporig gedrag valt buiten de normaal aanvaardbare risico’s van sport en spel en is abnormaal gevaarlijk. Het slachtoffer hoefde hierop niet bedacht te zijn.

Daarmee staat de aansprakelijkheid vast. Tegen die achtergrond bekrachtigt het hof het vonnis van de rechtbank en veroordeelt de laedens in de proceskosten in hoger beroep.

Waarom is deze uitspraak interessant?

Deze uitspraak toont aan dat men niet te snel moet oordelen dat de veroorzaker van letselschade in een sport-en-spelsituatie niet aansprakelijk is. Weliswaar geldt in die situatie een aangepaste zorgvuldigheidsnorm, maar ook hier gaat het om alle omstandigheden van het geval. Daarbij komt het met name aan op de vraag of de schadeveroorzakende gebeurtenis past binnen het normale spelverloop. Bij een balsport, zoals waterpolo, kan van belang of de bal gespeeld werd. Dat is hier niet het geval. In een zaak waar een voetballer – die de bal speelde – zijn linker onderbeen mist door een sliding, is door het hof Arnhem-Leeuwarden geen aansprakelijkheid aangenomen. Een oordeel dat door de Hoge Raad in stand liet. Dit ondanks de ernstige gevolgen van dit voorval. Het is de vraag of het hof in de onderhavige tot een ander oordeel zou zijn gekomen als het slachtoffer wel in balbezit was.

Tot slot

Hebt u vragen over het verhalen van letselschade? Of zoekt u een enthousiaste en gedreven letselschadeadvocaat om u bij te staan? Neem dan vrijblijvend contact met ons op!

Gepubliceerd op 15 december 2023 door: mr. E.W. (Edwin) Bosch