Het slachtoffer is werkzaam bij Wim Bosman Transport. Hij werkt als internationaal vrachtwagenchauffeur. Bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst krijgt het slachtoffer een Chauffeurshandboek. Hierin staan werkinstructies hoe te handelen op een laad- en/of losadres. Op 17 maart 2016 voert het slachtoffer een vervoersopdracht uit bij ITM in België. Op enig moment gaat het mis. Een stang raakt het slachtoffer. Het slachtoffer gaat naar het ziekenhuis. Hoewel hij diezelfde dag wordt ontslagen uit het ziekenhuis, is het slachtoffer nog niet hersteld.
Het slachtoffer stapt naar de rechter. Het slachtoffer verzoekt de rechter om te oordelen dat de werkgever aansprakelijk is voor de schade die hij lijdt. Daarbij doet de werknemer een beroep op art. 7:658 BW (werkgeversaansprakelijkheid)
De rechter geeft het slachtoffer gelijk. De werkgever is het hier niet mee eens en gaat in hoger beroep.
In hoger beroep stelt het gerechtshof allereerst een aantal feiten vast. Zo stelt het gerechtshof vast dat Wim Bosman Transport de locaties waar geladen en gelost wordt niet kent. Ook stelt het gerechtshof vast dat Wim Bosman Transport haar chauffeurs niet kan instrueren. Ook kan de werkgever geen toezicht houden op de naleving van de instructies.
Het gerechtshof overweegt hier op voorhand over, dat wanneer hier sprake van is, een werkgever dan zo nodig aanvullende veiligheidsmaatregelen moet treffen. Welke dat zijn, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Van belang zijn de aard van de werkzaamheden, de kans dat een ongeval zich voortdoet, de ernst van de gevolgen van een ongeval en de mate van bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen. Het gerechtshof sluit hierbij aan bij het Kelderluik-arrest (HR 5 november 1965, NJ 1966, 136 m.nt. G.J. Scholten).
Verder stelt het gerechtshof vast dat onbestreden is gebleven dat het slachtoffer diende te kijken of er voldoende ruimte was tussen de laadbrug en de achterkant van de vrachtwagen. Het slachtoffer is daarbij aan de rechterkant gaan staan. Voor deze inspectie begeeft het slachtoffer zich bij de stang. Het hoofd van het slachtoffer is op dat moment onbeschermd. Het gerechtshof stelt verder vast dat bij onjuiste positionering van de stang, de stang terugschiet en de werknemer kan raken. Dit gaat met zekere kracht, gegeven het gewicht van de laadbrug en de druk die daardoor op de stang staat. De kans op ernstig letsel is hierdoor aanwezig.
Het slachtoffer stelt dat hem, de eerste keer dat hij bij ITM kwam, is uitgelegd hoe te werken. Het slachtoffer verklaart verder dat hij op 17 maart 2016 conform de gegeven instructie handelde. Daarnaast verklaart het slachtoffer dat hem niet is uitgelegd waar hij moest staan bij het bedienen van het laad- en lossysteem.
Al bij de kantonrechter stelde Wim Bosman Trasport dat als zij wist dat er met een oud systeem gewerkt werd, zij instructies had kunnen geven en zo extra veiligheidsmaatregelen had kunnen treffen. Vervolgens wijst de werkgever naar een rapport. Dit rapport is na het ongeval opgesteld. In dit rapport staat – voor zover van belang – het volgende:
“ In hoeverre dhr. [geïntimeerde] was gewaarschuwd om niet voor de stang plaats te nemen, kunnen wij geen uitspraak over doen. Ons inziens dient dhr. [geïntimeerde] om instructies te vragen indien deze niet bekend is met het aanwezige laadsysteem. Zoals men kan vaststellen op de video kan deze laadbrug vrij moeiteloos bediend worden, wanneer men achter de stang staat en deze op een correcte manier wordt bediend.
(…)
Het is zeer onlogisch dat men zich voor de stang gaat positioneren. De enige manier om deze stand tegen zich te krijgen is wanneer men zich voor deze stang positioneert. Dit is een zeer onlogische positie rekening houdend met een normale werking van dit type laadbrug. (…) Het is evident dat men zich nooit voor de hendel moet positioneren. Indien dhr. [geïntimeerde] zich achter de hendel had gepositioneerd, zou het ongeval zich niet hebben kunnen voordoen.
De werkgever stelt dat het evident is dat een werknemer zich niet voor de stang moet positioneren. Dit is namelijk een evident onlogische plek. De werkgever had hier dus geen rekening mee hoeven houden.
Ook stelt de werkgever dat in het chauffeurshandboek staat dat werknemers zich altijd bij de dienstdoende medewerker moeten melden. Er moet dan naar de instructies worden gevraagd. De werkgever stelt dat zij daarmee alle veiligheidsmaatregelen trof die van haar verwacht kunnen worden.
Tot slot stelt de werkgever dat vier keer per jaar een overleg plaatsvindt. Hier bespreekt men allerlei onderwerpen, waaronder veiligheidsmaatregelen.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt op 7 april 2020 als volgt.
Hoewel het in de procedure maar kort over de extra veiligheidsmaatregelen is gegaan, oordeelt het gerechtshof dat niet is gebleken dat het voor de werkgever bezwaarlijk was om extra maatregelen te treffen. De werkgever had zich voor het transport moeten laten informeren over het gehanteerde systeem op het losadres. Dit kan van haar gevergd worden, omdat zij ook andere
informatie over het afleveradres ontvangt. Niet valt in te zien waarom niet naar het lossysteem gevraagd kan worden. Hier had de werkgever dan ook meer kunnen doen voor het slachtoffer.
Het gerechtshof oordeelt voorts dat het enige verschil tussen de linker- en de rechterkant van de stang is dat aan de rechterkant iets minder ruimte is. Van een evident onlogische keuze waarmee de werkgever geen rekening hoefde te houden, is geen sprake. Gezien de richting waarin de stang beweegt (naar boven en naar beneden en niet van links naar rechts) was dit geen onlogische keus.
Ook dit standpunt van de werkgever vindt bij gerechtshof geen genade. Gezien het gehanteerde handmatige systeem, had de werkgever de werknemer moeten instrueren. Dit is niet gebeurd. De enkele instructie in het chauffeurshandboek om ter plaatse aan medewerkers instructies te vragen is onvoldoende, zo oordeelt het gerechtshof.
Over de vierjaarlijkse overleggen is het gerechtshof kort. Los van het feit dat het onzeker is dat hetgeen wordt besproken de werknemers bereikt, is niet gesteld of gebleken dat het overleg is gegaan over de wijze waarop een handmatig systeem moet worden gehanteerd. Dit is dus geen adequate veiligheidsmaatregel.
Het gerechtshof acht de werkgever dan ook aansprakelijk voor de gevolgen van het bedrijfsongeval.
Zoals het Gerechtshof vaststelt, kent de werkgever de locaties niet. Ook kan zij de werknemers, omdat de werknemers op (grote) afstand werken, niet instrueren. Laat staan toezien of de gegevens instructies worden nageleefd. Ondanks het feit dat het voor de werkgever fysiek onmogelijk is om dit te doen, acht het gerechtshof de werkgever aansprakelijk voor het ongeval. Dit, omdat de werkgever, ondanks deze beperkingen, meer had kunnen doen om dit ongeval te voorkomen. Opnieuw blijkt hoe streng de norm in het kader van werkgeversaansprakelijkheid is. Als werkgever zal men dus altijd – ongeacht of men de locatie nu wel of niet kent en of men instructies kan geven en op naleving kan toezien – zijn of haar uiterste best moeten doen om te voorkomen dat een werknemer een arbeidsongeval doormaakt.
Hebt u vragen over werkgeversaansprakelijkheid? Of bent u zelf slachtoffer van aan arbeidsongeval? Neem dan geheel vrijblijvend contact met ons op.