Whiplashzaken kunnen vervelend zijn. Slachtoffers met whiplash ervaren veelal klachten als nek-, rug- en hoofdpijn. Artsen kunnen geen afwijkingen vinden. Een medisch aantoonbare verklaring voor de klachten ontbreekt. Deze klachten zijn niet objectiveerbaar. Dit zorgt regelmatig voor discussies met de aansprakelijke verzekeraar. Het slachtoffer kan namelijk niet medisch aantonen wat zijn klachten zijn. Nog vervelender wordt de discussie wanneer deze niet objectiveerbare klachten na een ongeval met een geringe impact ontstaan.
De betrokken voertuigen hebben dan nauwelijks (zichtbare) schade. Verzekeraars zijn dan vaak van mening dat het letsel niet aannemelijk is. Zolang er een discussie is over het bestaan van de klachten keert de verzekeraar geen of minder schadevergoeding uit. Heeft het slachtoffer gewoon pech als hij niet medisch kan aantonen wat zijn klachten zijn? In deze blog wordt een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 19 februari 2020 besproken. De rechtbank oordeelde over de relatie tussen de whiplashachtige klachten en een achteropaanrijding met een vermeende lange impact.
Het slachtoffer werd van achteren aangereden. Ze werd doorgedrukt op het voertuig dat voor haar stond. De verzekeraar van de achterste auto erkende aansprakelijkheid. Het slachtoffer ontwikkelde na het ongeval diverse klachten. Die klachten waren onder meer nek- en schouderklachten en concentratieproblemen. Na het ongeval stelde het slachtoffer zich onder doktersbehandeling. Tussen de verzekeraar en het slachtoffer ontstond een discussie over het bestaan van de klachten. De klachten waren immers medisch niet objectiveerbaar. Bovendien was er volgens de verzekeraar sprake van een aanrijding met een lage impact.
Partijen hebben vervolgens een neurologische expertise laten uitvoeren. De neuroloog vond geen neurologische afwijkingen. Dat wil zeggen dat een medisch aantoonbare oorzaak voor de gestelde klachten ontbreekt. De verzekeraar bleef in twijfel trekken of de klachten daadwerkelijk bestonden. Naar aanleiding hiervan startte het slachtoffer een deelgeschilprocedure tegen de verzekeraar.
Het slachtoffer verzocht de rechtbank om vast te stellen dat zij de volgende gezondheidsklachten heeft:
– nekklachten, namelijk pijn en bewegingsbeperkingen;
– uitstralende pijn naar het achterhoofd en stekende pijn ter plaatse van het voorhoofd (hoofdpijn);
– soms misselijkheid;
– pijn bij de schouderbladen (schouderklachten);
– visusproblemen;
– kortdurend zweverig, c.q. licht in het hoofd (bij snel opstaan);
– kortdurende tintelingen op de handrug beiderzijds bij inspanning;
– concentratie- en geheugenproblemen;
– last van overprikkeling door licht en geluid;
– vermoeidheid (c.q. energetische problemen);
– angst in de auto; en
– verwerkings- en acceptatieproblemen;
Daarnaast verzocht zij de rechtbank om vast te stellen dat er een relatie bestaat tussen deze klachten en het ongeval.
De verzekeraar betwistte de stelling van het slachtoffer. Verder voerde de verzekeraar aan dat er sprake is van een achteropaanrijding met een geringe impact. Bij een geringe impact mag snel een volledig herstel worden verwacht, aldus de verzekeraar.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Het is aan het slachtoffer om te stellen en, bij gemotiveerde betwisting, te bewijzen dat zij aan gezondheidsklachten lijdt. Bij subjectieve klachten kan nog steeds bewijs worden geleverd. Het bewijs wordt geleverd als komt vast te staan dat:
Ten aanzien van het verweer over een geringe impact oordeelt de rechtbank het volgende. Het staat niet vast dat er sprake is van een geringe impact. Indien dat wel komt vast te staan, dan nog betekent dat niet dat de klachten niet kunnen voortduren. Dat in het merendeel van vergelijkbare ongevallen de klachten van voorbijgaande aard zijn doet daaraan niet af. De verzekeraar heeft immers van doen met dit concrete slachtoffer. Bij dit slachtoffer ligt het kennelijk anders dan bij het gemiddelde slachtoffer.
De rechter stelt slachtoffer deels in het gelijk. Een groot deel van de gestelde klachten is door de rechtbank vastgesteld. Ook de relatie tussen deze klachten en het ongeval stelt de rechtbank vast. Daarbij heeft de rechtbank een juridische beoordeling gemaakt. Dat de neuroloog niets kon vinden stond aan toewijzing van de vordering niet in de weg. Het is immers bekend dat bij niet-objectiveerbare klachten een neuroloog geen afwijkingen kan vinden. Voor toewijzing van de vordering is een medische verklaring van de klachten niet noodzakelijk.
Het bestaan van een deel van de klachten heeft de rechtbank niet vastgesteld. Reden daarvan was dat de neuroloog geen afwijkingen vond. Dit terwijl deze klachten wel binnen het kennisgebied van de neuroloog vallen. Als deze klachten bestaan, had de neuroloog iets kunnen vinden. Het gaat dan over de overprikkeling voor licht en geluid en de visusproblemen. Hetzelfde geldt voor de tintelingen op de handrug beiderzijds.
Deze uitspraak is interessant omdat twee van de meest voorkomende discussies in letselschadezaken in één uitspraak behandeld werden. Whiplashzaken leiden doorgaans tot discussies. Artsen kunnen niets vinden. In die gevallen hebben verzekeraars moeite met het aannemen dat iemand letsel heeft. Deze uitspraak maakt duidelijk dat het ontbreken van een medisch aantoonbare verklaring niet doorslaggevend is. Als een medisch substraat ontbreekt, is het aan de rechter om te beoordelen of de geuite klachten in relatie staan met het ongeval. Het gaat derhalve niet om een juridische beoordeling.
Daarnaast zijn er in de praktijk vaak discussies over de impact van de aanrijding. Doorgaans menen verzekeraars dat bij een geringe impact geen letsel kan ontstaan. Indien er toch letsel optreedt, dan zou dat van korte duur moeten zijn. Helaas is dit niet altijd het geval. De rechter oordeelt hier, terecht, dat de verzekeraar het slachtoffer moet accepteren zoals die is. Dat het herstel langer duurt dan gemiddeld mag niet tegen het slachtoffer gebruikt worden.
Heeft u een vraag over letselschade of specifiek over een whiplashzaak? Zoekt u een gedreven advocaat? Neem dan vrijblijvend contact op.